Tijdens de coronacrisis werd gevreesd voor een infodemie – een overvloed aan informatie, waaronder desinformatie op sociale media. Op basis van nationale surveydata uit maart 2021 biedt dit onderzoek een eerste inzicht in het bestaan en de maatschappelijke effecten van een infodemie in Nederland. Nederlanders die meer prioriteit hechten aan sociale media voor informatie over COVID-19, zijn minder geneigd om hygiëneen afstandsmaatregelen op te volgen en zich te laten vaccineren. Deze samenhang is het sterkst onder burgers met laag vertrouwen in de overheid. Dit pleit ervoor dat inspanningen tegen desinformatie zich ook moeten richten op het vergroten van institutioneel vertrouwen.1,2
Al vroeg na het uitbreken van de coronapandemie, waarschuwde de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) voor de ontwikkeling van een ‘infodemie’, parallel aan de pandemie. Deze term verwijst naar een overvloed van informatie over de pandemie – deels juist en deels onjuist – die kan leiden tot verwarring en het niet naleven van maatregelen die bedoeld zijn om de pandemie te beteugelen (Zarocostas, 2020). Op sociale media werd inderdaad een veelheid aan informatie over de coronapandemie gedeeld. Die omvatte berichten vanuit de overheid en wetenschappelijke experts, ervaringsverhalen van zorgpersoneel en coronapatiënten, en bijdragen van gewone burgers. Sommigen van hen genoten als zelfbenoemde experts grote aanhang op sociale media (Gallagher, Doroshenko, Shugars, Lazer, & Foucault Welles, 2021; Van Dijck & Alinejad, 2020).
Deze overvloed van informatie bevatte ook opzettelijk en onopzettelijk onjuiste informatie, die we in deze bijdrage beide vatten onder de noemer ‘desinformatie’ (vergelijk Hameleers, Humprecht, Möller, & Lühring, 2021; Vraga & Bode, 2020). Dit betrof bijvoorbeeld onjuiste claims over de ernst van het virus, de oorzaken van de pandemie, en de werkzaamheid van verschillende geneesmiddelen. Door grote onbekendheid met het virus en voortschrijdend wetenschappelijk inzicht bleken sommige berichten die afweken van expertconsensus later alsnog juist te zijn. In andere gevallen was er sprake van opzettelijk misleidende informatie om verwarring te zaaien politiek, economisch of voor persoonlijk gewin. Zo verspreidden tientallen Twitterbots en -trollen Nederlandstalige desinformatie over corona (Vermanen, 2020a; 2020b) en gingen er samenzweringstheorieën rond over de oorsprong van het virus en over de veiligheid van vaccins (Hameleers & Vliegenthart, 2021; Mari et al., 2021). Naarmate de coronacrisis voortduurde, zagen onderzoekers de hoeveelheid COVID-19 gerelateerde desinformatie op Nederlandstalige sociale media toenemen (Van Dijck & Alinejad, 2020).
Hoewel desinformatie via verschillende media kan worden gedeeld, richt de discussie over een mogelijke infodemie zich vooral op sociale media (Cinelli et al., 2020; Germani & Biller-Andorno, 2021; World Health Organization, 2021; Zarocostas, 2020). Op deze platforms kan iedere gebruiker laagdrempelig en anoniem informatie met anderen delen. De algoritmes van sociale mediaplatforms prioriteren opmerkelijke en omstreden content die de aandacht van gebruikers vasthoudt (Van Dijck & Poell, 2013). Hierdoor kan desinformatie niet alleen gemakkelijk worden gedeeld, maar ook een groot podium krijgen. Tijdens eerdere epidemieën waaronder zika, de Mexicaanse griep en ebola ging er online inderdaad veel desinformatie rond (Dorsman, Bekkers, & Edwards, 2015; Hagen, Keller, Neely, DePaula, & Robert-Cooperman, 2018; Vinck, Pham, Bindu, Bedford, & Nilles, 2019).
Om inzicht te krijgen in een mogelijke infodemie rond COVID-19 en de maatschappelijke effecten ervan in de Nederlandse context, is het allereerst relevant om te onderzoeken welke Nederlanders het meest worden blootgesteld aan COVID-19 gerelateerde informatie op sociale media. Uit onderzoek naar socialemediagebruik in het algemeen weten we dat vooral jongeren en gemiddeld tot hoger opgeleiden veel van hun informatie over nieuws en actualiteiten van sociale media halen (Boukes, 2019; Van den Bighelaar & Akkermans, 2013). Wij onderzoeken of voor informatie over COVID-19 dezelfde of mogelijk (ook) andere demografische groepen veel gebruikmaken van sociale media.
Vervolgens onderzoeken we de invloed van socialemediagebruik op de bereidheid van burgers om de coronamaatregelen op te volgen. Gezondheid gerelateerde desinformatie – zoals over COVID-19 – kan iemands persoonlijke medische keuzes op onjuiste gronden beïnvloeden. Het kan bijvoorbeeld aanleiding geven om geen neus-mondmasker te dragen (Southwell et al., 2019; Wang, McKee, Torbica, & Stuckler, 2019) of geen vaccinatie te nemen (Wilson & Wiysonge, 2020), terwijl gezondheidsexperts deze maatregelen adviseren. Daarom onderzoeken wij hoe het gebruik van sociale media voor informatie over COVID-19 samenhangt met iemands bereidheid de verschillende coronamaatregelen rond hygiëne, afstand houden en het vaccinatieadvies op te volgen.
Onze slotvraag richt zich op het vertrouwen van burgers in de instituties van de overheid. Er bestaat naar verwachting een sterke samenhang tussen een laag vertrouwen in de instituties die betrokken zijn bij het managen van de coronacrisis (de landelijke overheid, lokale overheid, GGD en RIVM) en het gebruik van sociale media voor informatie over COVID-19. Enerzijds kan laag vertrouwen in deze instituties burgers naar sociale media trekken waar informatie van andere bronnen te vinden is. Anderzijds kan de grote diversiteit van informatie, waaronder desinformatie op sociale media, het vertrouwen van burgers in overheidsinstituties doen afbrokkelen (Dahlgren, 2018). Online debatten over vaccinaties worden bijvoorbeeld al langer gekarakteriseerd door speculaties over de belangen van overheden, experts en de farmaceutische industrie (Larson, 2016). Ook een aantal samenzweringstheorieën rond COVID-19 trekt de capaciteiten en de motieven van overheden in het beteugelen van de pandemie in twijfel (Hameleers & Vliegenthart, 2021; Mari et al., 2021). Burgers die hun informatie over COVID-19 vooral van sociale media halen, kunnen daarom hun vertrouwen in de capaciteit van de overheid om de coronacrisis te managen (verder) verliezen. We onderzoeken een dergelijk interactie-effect tussen institutioneel vertrouwen en gebruik van sociale media voor informatie over COVID-19. Als socialemediagebruik samenhangt met minder naleven van de coronamaatregelen, geldt dat dan in dezelfde mate voor burgers met veel en weinig vertrouwen in de overheid?
We onderzoeken deze vragen op basis van nationale surveydata uit maart 2021, verkregen via Kieskompas in het kader van het onderzoeksproject ImpactCorona (www.impactcorona.nl)2. De methode van dataverzameling en weging resulteerden in een steekproef van N= 24.227 deelnemers die representatief is voor de Nederlandse volwassen bevolking. In het hiernavolgende bespreken we de resultaten van de analyses en trekken we lessen over de omgang met online desinformatie in deze en mogelijk toekomstige crises.
Tijdens de coronacrisis konden Nederlanders via allerlei kanalen informatie over het verloop en de bestrijding van de pandemie verkrijgen. We hebben deelnemers aan onze studie gevraagd om verschillende informatiebronnen over COVID-19 te ranken op basis van waar ze de meeste informatie over COVID-19 vandaan halen. Respondenten konden kiezen tussen televisie; overheidswebsites; kranten; radio; familie en vrienden; nieuwswebsites en -apps; en sociale media. Ons onderzoek laat zien dat sociale media voor een kleine, maar substantiële groep Nederlanders (N=1.381, 5,8 procent) de belangrijkste informatiebron vormt voor informatie over COVID-19. Bij bijna een op de vijf Nederlanders (19,6 procent) staan sociale media in de top drie van informatiebronnen.
Mannen, jongeren, lageropgeleiden, mensen met een niet-westerse migratieachtergrond, lagere inkomensgroepen, rechtse stemmers en groepen met een kwetsbare gezondheid hechten een groter belang aan sociale media als informatiebron over COVID-19. Voor een deel is dit de jongere leeftijdsgroep die gewoonlijk het meest gebruikmaakt van sociale media (Van den Bighelaar & Akkermans, 2013). Echter, informatie over COVID-19 trekt ook mensen die niet tot de klassieke gebruikersgroepen worden gerekend, zoals lageropgeleiden, mensen met een migratieachtergrond en mensen met een kwetsbare gezondheid, naar sociale media. Het is mogelijk dat deze groepen informatie zoeken die past bij hun specifieke informatiebehoeften, zoals visuele informatie, informatie in begrijpelijke taal, in een andere taal of adviezen voor specifieke patiëntengroepen.
Hoewel sociale media voor de meeste Nederlanders geen belangrijke bron van informatie over COVID-19 waren, waren ze dat wel voor deze kleine groep met specifieke kenmerken. Dit is belangrijke kennis voor overheidsorganisaties en experts: deze groepen worden mogelijk minder bereikt via traditionele communicatiekanalen, zoals overheidswebsites en journalistieke nieuwsmedia. Bovendien lopen ze op sociale media meer risico om met desinformatie geconfronteerd te worden. Daarnaast bieden sociale media ook platforms waarop deze groepen met voorlichting kunnen worden bereikt. Dit gebeurde ook. De Rijksoverheid hield bijvoorbeeld online advertentiecampagnes op sociale media en betaalde influencers om aandacht te vragen voor de coronamaatregelen (Van Dijck & Alinejad, 2020). Deze voorlichting was veelal gericht op jongeren. Ons onderzoek suggereert dat er ook behoefte is aan online informatie in verschillende migrantentalen en gericht op specifieke gezondheidsvragen.
Nu we weten welke Nederlanders het meest gebruikmaken van sociale media voor informatie over COVID-19, is het interessant te onderzoeken of deze groep van socialemediagebruikers minder geneigd is om de coronamaatregelen na te leven. Dit zouden we op basis van de literatuur veronderstellen omdat de overvloed aan informatie, waaronder desinformatie, op sociale media aanleiding kan geven tot andere gezondheidskeuzes. Het kan mensen overtuigen of sterken in de overtuiging dat preventieve gezondheidsmaatregelen, zoals het bewaren van afstand, hygiëne en vaccinatie, niet nodig, niet werkzaam of zelfs schadelijk kunnen zijn.
Hoewel we op basis van onze surveyinformatie niet weten welke informatie over COVID-19 socialemediagebruikers precies hebben verkregen, geeft onze analyse inderdaad een eerste aanwijzing voor een dergelijk effect van socialemediagebruik. Mensen die hogere prioriteit geven aan sociale media voor informatie over COVID-19 zijn minder geneigd om de coronamaatregelen op te volgen. Deze samenhang bestaat met maatregelen gericht op hygiëne, afstand houden en bereidheid om zich te laten vaccineren. In deze gevonden relatie blijft volgtijdelijkheid een belangrijk vraagteken: zijn gebruikers van sociale media anders gaan denken over de pandemie en de beleidsmaatregelen of was het bestaande scepsis over de pandemie en de bestrijding ervan die deze mensen naar sociale media trok? Dit kunnen we op basis van onze analyses niet vaststellen. Het is plausibel dat beide het geval is. De overvloed aan informatie, waaronder desinformatie, die iemand op sociale media over COVID-19 aantreft, zal diens keuzes in het nemen van beschermende maatregelen beïnvloeden. Wanneer mensen die reeds sceptisch staan tegenover de ernst van het virus en de werkzaamheid van preventieve maatregelen op sociale media op zoek gaan naar informatie, zal de informatie die men daar vindt reeds bestaande scepsis versterken.
Bij nadere analyse van de controlevariabelen valt op dat jonge mensen, lageropgeleiden, lagere inkomensgroepen en mensen met een goed ervaren gezondheid en mensen met een rechtse politieke oriëntatie over het algemeen minder geneigd zijn de coronamaatregelen op te volgen en het vaccin te nemen. Voor gender verschilt dit effect: vrouwen zijn meer bereid de hygiëneen afstandsmaatregelen op te volgen, maar minder bereid het vaccin te nemen. Dit heeft mogelijk te maken met onzekerheid over de effecten van het vaccin op vruchtbaarheid, die mede werd gevoed door het feit dat de Nederlandse overheid ten tijde van het survey zwangere vrouwen nog adviseerde om het vaccin pas na de zwangerschap te nemen.
Vervolgens richt onze analyse zich op institutioneel vertrouwen. We onderzoeken of de samenhang tussen socialemediagebruik en niet-naleving van coronamaatregelen in sterkere mate geldt voor mensen met laag vertrouwen in de overheid. Wie de makers van het beleid niet vertrouwt, zal mogelijk op sociale media op zoek gaan naar andere informatiebronnen en minder geneigd zijn de maatregelen op te volgen. Wie wel veel vertrouwen heeft in de instituties van de overheid, zal op sociale media minder afwijkende informatie zoeken en aantreffen, of zich hier minder door laten leiden in zijn of haar gezondheidskeuzes.
Institutioneel vertrouwen maakt inderdaad een belangrijk verschil. De negatieve samenhang tussen het prioriteren van sociale media als informatiebron over COVID-19 en naleving van coronamaatregelen blijft bestaan voor alle groepen, maar is veel sterker voor burgers met de laagste mate van vertrouwen in de overheid (de gestippelde lijn in Figuur 1 en 2). Groepen met een gemiddeld of hoog vertrouwen in de GGD, RIVM, nationale en lokale overheid (de gestreepte en doorgetrokken lijn in Figuur 1 en 2) zijn nog steeds minder geneigd de coronamaatregelen op te volgen naarmate zij sociale media hoger ranken als informatiebron. Dit interactie-effect bestaat voor zowel de naleving van hygiëneen afstandsmaatregelen (Figuur 1) als voor vaccinatiebereidheid (Figuur 2).
Interactie-effect van sociale media prioritering*institutioneel vertrouwen op naleving van coronamaatregelen.
Interactie-effect van sociale media prioritering*institutioneel vertrouwen op vaccinatiebereidheid.
Een hogere mate van institutioneel vertrouwen lijkt een zekere ‘immuniteit’ te bieden tegen het negatieve effect van socialemediagebruik op naleving van de coronamaatregelen. Enerzijds kan dit zo zijn omdat mensen met groot vertrouwen in de overheid niet op zoek gaan naar alternatieve informatie op sociale media, en ook minder contacten in hun online netwerken hebben die dergelijke informatie delen. Zij worden dan minder blootgesteld aan desinformatie. Anderzijds kan het zo zijn dat zij desinformatie die zij op sociale media treffen minder snel voor waar zullen aannemen omdat het niet aansluit bij bestaande overtuigingen die zij op basis van overheidsadvies koesteren over het virus en verschillende beschermende maatregelen (Enders et al., 2021; Freiling, Krause, Scheufele, & Brossard, 2021).
Dit onderzoek biedt een eerste inzicht in het bestaan en de maatschappelijke effecten van een ‘infodemie’ over COVID-19 in Nederland. Nederlanders die meer prioriteit hechten aan sociale media voor hun informatie over COVID-19, zijn minder geneigd om maatregelen op het gebied van sociale hygiëne en het houden van afstand te volgen. Ook geven zij vaker aan zich niet te willen laten vaccineren tegen het virus. Deze effecten zijn het grootst voor de relatief kleine, maar substantiële groep Nederlanders bij wie sociale media in de top drie van belangrijkste informatiebronnen over COVID-19 staan. Dit zijn voornamelijk mannen, jongeren, lageropgeleiden, mensen met een niet-westerse migratieachtergrond, lagere inkomensgroepen, rechtse stemmers en groepen met een kwetsbare gezondheid. Dit omvat deels groepen die met overheidsinformatie over het coronavirus via traditionele informatiekanalen minder worden bereikt. Dat sommigen van hen wel sociale media raadplegen voor informatie over COVID-19 is belangrijke kennis voor beleid. Waar de corona-informatiecampagnes op sociale media zich vooral richtten op jongeren, kunnen deze ook worden ingezet in specifieke wijken, onder specifieke kwetsbare groepen of in verschillende migrantentalen.
De negatieve samenhang tussen socialemediagebruik en naleving van coronamaatregelen verschilt voor mensen met verschillende maten van vertrouwen in de overheidsinstituties die betrokken zijn bij het managen van de coronacrisis. Onder burgers met het laagste institutioneel vertrouwen bestaat de sterkste negatieve samenhang tussen socialemediagebruik en naleving van coronamaatregelen waaronder vaccinatiebereidheid. Onder burgers met gemiddeld of veel institutioneel vertrouwen bestaat ook een negatieve samenhang, maar deze is minder sterk. Een hogere mate van institutioneel vertrouwen lijkt een zekere ‘immuniteit’ te bieden tegen schadelijke maatschappelijke effecten van een infodemie op sociale media.
Deze kennis is belangrijk voor beleid gericht op het bestrijden van desinformatie. De huidige inspanningen van overheden – zoals die van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, de WHO en het Europese EU vs Disinfo – en ook van socialemediaplatforms zelf, zijn gericht op factchecken en het corrigeren van desinformatie. Bij grote hoeveelheden desinformatie zoals over de coronapandemie is dit een haast onmogelijke taak, vooral wanneer informatie slechts gedeeltelijk onjuist is (Hameleers et al., 2021). Andere strategieën, zoals het gebruik van waarschuwingslabels en verwijzingen naar correcte informatie, raken ineffectief naarmate ze vaker worden ingezet (Kreps & Kriner, 2022; Sharevski, Alsaadi, Jachim, & Pieroni, 2022).
Onze bevindingen pleiten ervoor dat inspanningen tegen een infodemie zich ook moeten richten op het vergroten van institutioneel vertrouwen onder burgers. Dit kan bijvoorbeeld in direct contact met burgers bij gezondheidsdiensten of de lokale overheid. De overheid kan hiervoor ook gebruikmaken van traditionele informatiekanalen omdat de meeste Nederlanders niet exclusief sociale media gebruiken voor hun informatie over COVID-19, maar dit combineren met andere informatiebronnen. Het vergroten van institutioneel vertrouwen is wellicht geen panacee, maar het is toekomstbestendiger dan het corrigeren van of waarschuwen voor specifieke voorbeelden van desinformatie. Het vergroten van institutioneel vertrouwen kan, ook rond toekomstige crises, de ontwrichtende effecten van een mogelijke infodemie helpen tegengaan.
Dit essay is een vertaling en bewerking van het artikel Dekker, R., Engbersen, G., Snel, E. & De Boom, J. (Under review). Impact of the ‘infodemic’: How does the prioritization of social media for information on COVID-19 affect citizens’ policy compliance and vaccination readiness?
Deze studie ontving financiering vanuit ZonMw, project ‘De maatschappelijke impact van COVID-19’, projectnummer: 10430032010034.
Boukes, M. (2019). Social network sites and acquiring current affairs knowledge: The impact of Twitter and Facebook usage on learning about the news. Journal of Information Technology & Politics, 16(1), 36-51.
Cinelli, M., Quattrociocchi, W., Galeazzi, A., Valensise, C. M., Brugnoli, E., Schmidt, A. L., Zola, P., Zollo, F., & Scala, A. (2020). The COVID-19 social media infodemic. Scientific Reports, 10(1), 1-10.
Dahlgren, P. (2018). Media, knowledge and trust: The deepening epistemic crisis of democracy. Javnost-The Public, 25(1-2), 20-27.
Dorsman, S. J., Bekkers, V. J., & Edwards, A. R. (2015). ‘Trust the experts!’ Risk definitions in Dutch online forums about the ‘swine flu’. Information, Communication & Society, 18(10), 1217-1237.
Enders, A. M., Uscinski, J. E., Seelig, M. I., Klofstad, C. A., Wuchty, S., Funchion, J. R., Murthi, M. N., Premaratne, K., & Stoler, J. (2021). The relationship between social media use and beliefs in conspiracy theories and misinformation. Political behavior, 1-24.
Freiling, I., Krause, N. M., Scheufele, D. A., & Brossard, D. (2021). Believing and sharing misinformation, factchecks, and accurate information on social media: The role of anxiety during COVID-19. New Media & Society, 1-22.
Gallagher, R. J., Doroshenko, L., Shugars, S., Lazer, D., & Foucault Welles, B. (2021). Sustained online amplification of COVID-19 elites in the United States. Social Media + Society, 7(2).
Germani, F., & Biller-Andorno, N. (2021). The anti-vaccination infodemic on social media: A behavioral analysis. PloS one, 16(3), Article e0247642.
Hagen, L., Keller, T., Neely, S., DePaula, N., & Robert-Cooperman, C. (2018). Crisis communications in the age of social media: A network analysis of Zika-related tweets. Social Science Computer Review, 36(5), 523-541.
Hameleers, M., Humprecht, E., Möller, J., & Lühring, J. (2021). Degrees of deception: The effects of different types of COVID-19 misinformation and the effectiveness of corrective information in crisis times. Information, Communication & Society, 1-17.
Hameleers, M., & Vliegenthart, R. (2021). Desinformatie: De verspreiding en effecten van desinformatie tijdens de COVID-19-pandemie. In WRR (Ed.), COVID-19: Expertvisies op de gevolgen voor samenleving en beleid (pp. 60-69). WRR/KNAW.
Kreps, S. E., & Kriner, D. L. (2022). The COVID-19 Infodemic and the Efficacy of Interventions Intended to Reduce Misinformation. Public Opinion Quarterly, 86(1), 162-175.
Larson, H. J. (2016). Vaccine trust and the limits of information. Science, 353(6305), 1207-1208.
Mari, S., Gil de Zúñiga, H., Suerdem, A., Hanke, K., Brown, G., Vilar, R., Boer, D., & Bilewicz, M. (2021). Conspiracy Theories and Institutional Trust: Examining the Role of Uncertainty Avoidance and Active Social Media Use. Political Psychology, 43(2), 277-296.
Sharevski, F., Alsaadi, R., Jachim, P., & Pieroni, E. (2022). Misinformation warnings: Twitter’s soft moderation effects on covid-19 vaccine belief echoes. Computers & security, 114, Article 102577.
Southwell, B. G., Niederdeppe, J., Cappella, J. N., Gaysynsky, A., Kelley, D. E., Oh, A., Peterson, E. B., & Chou, W-Y. S. (2019). Misinformation as a misunderstood challenge to public health. American journal of preventive medicine, 57(2), 282-285.
Van den Bighelaar, S., & Akkermans, M. (2013). Gebruik en gebruikers van sociale media. Centraal Bureau voor de Statistiek.
Van Dijck, J., & Alinejad, D. (2020). Social media and trust in scientific expertise: Debating the Covid-19 pandemic in the Netherlands. Social Media + Society, 6(4). 1-11.
Van Dijck, J., & Poell, T. (2013). Understanding social media logic. Media and communication, 1(1), 2-14. Vermanen, J. (2020a, 29 april). Ruim 250 onbetrouwbare nieuwsberichten over COVID-19 verspreid via Twitter.
Pointer KRO-NCRV. https://pointer.kro-ncrv.nl/ruim-250-onbetrouwbare-nieuwsberichten-over-covid-19-verspreid-via-twitter.
Vermanen, J. (2020b, 21 augustus). Zeker 50 Twitter-trollen verspreiden misinformatie COVID-19 in Nederland.
Pointer KRO-NCRV. https://pointer.kro-ncrv.nl/zeker-50-twitter-trollen-verspreiden-misinformatiecovid-19-in-nederland
Vinck, P., Pham, P. N., Bindu, K. K., Bedford, J., & Nilles, E. J. (2019). Institutional trust and misinformation in the response to the 2018-19 Ebola outbreak in North Kivu, DR Congo: A population-based survey. The Lancet Infectious Diseases, 19(5), 529-536.
Vraga, E. K., & Bode, L. (2020). Defining misinformation and understanding its bounded nature: Using expertise and evidence for describing misinformation. Political Communication, 37(1), 136-144.
Wang, Y., McKee, M., Torbica, A., & Stuckler, D. (2019). Systematic literature review on the spread of healthrelated misinformation on social media. Social science & medicine, 240, Article 112552.
Wilson, S. L., & Wiysonge, C. (2020). Social media and vaccine hesitancy. BMJ Global Health, 5(10), Article e004206.
World Health Organization. (2021). Infodemic. Https://www.who.int/health-topics/infodemic#tab=tab_1. Zarocostas, J. (2020). How to fight an infodemic. The Lancet, 395(10225), 676.