Skip to main content
SearchLoginLogin or Signup

De invloed van Covid-19 op waarden en opvattingen – Van blijvende impact of een rimpel in de geschiedenis?

Published onJan 01, 2022
De invloed van Covid-19 op waarden en opvattingen – Van blijvende impact of een rimpel in de geschiedenis?
·

Abstract

Bij aanvang van de pandemie werd geopperd dat deze crisis een motor van sociale verandering kan zijn. Om dit mogelijk te maken, moet de coronacrisis ook tot een verandering in waarden en opvattingen leiden. Eerder onderzoek toont echter dat waar opvattingen inderdaad volatiel zijn, fundamentele waarden relatief stabiel zijn, waardoor waardeverandering enkel plaatsheeft door waardeverschillen tussen generaties. Op basis van de European Values Study zijn we nagegaan of relevante waarden en opvattingen van Nederlanders significant anders zijn bij het begin van de coronacrisis dan in 2017. De resultaten bevestigen eerdere inzichten dat waarden stabiel zijn gebleven, terwijl opvattingen erg zijn verschoven.

In september 2022 – ongeveer tweeëneenhalf jaar nadat de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) COVID-19 uitriep tot een pandemie – verklaarde de directeur-generaal van diezelfde organisatie, Tedros Adhanom Ghebreyesus, dat de wereld momenteel over goede papieren beschikt om een einde te maken aan de COVID-19-pandemie. Met de laatste oplevingen van het COVID-19-virus in zicht, is het moment aangebroken om stil te staan bij hoe de pandemie een langdurige invloed heeft uitgeoefend op onze waarden en opvattingen. Bij het uitbreken van de pandemie werden er onverbloemde voorspellingen gedaan: een crisis van deze omvang, die fundamenteel ingrijpt op de samenleving, zou wel eens een motor van sociale verandering kunnen zijn. Om het debat over de impact van de pandemie op waarden en opvattingen aan te zwengelen, publiceerden we in april 2020 een blog op Sociale Vraagstukken (Reeskens, 2020), geïnspireerd op een artikel in de Financial Times van trendwatcher Yuval Noah Harari (2020), auteur van onder meer Homo Deus en Sapiens. Hij voorspelde in maart 2020 dat de keuzes die overheden moeten maken om de pandemie te beteugelen impact zullen hebben op de richting die onze samenleving uitgaat. Hij wees daarbij op twee dilemma’s: enerzijds de keuze tussen totalitarian surveillance en citizen empowerment en anderzijds tussen nationalistic isolation en global solidarity.

Er bestaat geen twijfel over dat die dilemma’s zich ook gemanifesteerd hebben tijdens de crisis. Een treffend voorbeeld vormt de invoering van apps zoals de CoronaMelder (die via bluetooth-technologie nagaat of je met een door corona besmet persoon in contact bent gekomen) en de CoronaCheck (die via een QR-code na een vaccinatiebewijs, negatief testbewijs of herstelbewijs toegang geeft tot deelname aan het publieke leven zoals de horeca en internationale reizen). Deze apps stellen ons voor een dilemma tussen totalitarian surveillance en citizen empowerment. De nationalistische reflex in de allocatie van de schaarse COVID-19-vaccins aan derdewereldlanden via het COVAX-programma van onder meer de WHO toonde dan weer de ingewikkelde tweespalt aan tussen nationalistic isolation en global solidarity. Wetenschappers gebruikten het woord vaccin nationalisme om aan te kaarten dat juist welvarende landen met een goede gezondheidszorg aanspraak maakten op de initiële voorraad vaccins waarbij de armere landen buiten de boot vielen (Bollyky & Bown, 2020).

Om blijvende sociale verandering mogelijk te maken, moeten de keuzes van de overheid echter ook geschraagd worden door de publieke opinie. Een goede graadmeter hierbij is onder meer het politiek vertrouwen dat in het begin van de coronacrisis een stevige boost kreeg (het zogenaamde rally effect), maar doorheen de pandemie een flinke knauw (zie bijvoorbeeld Miltenburg, Den Ridder, Wagemans, & Schaper, 2021). Daarbij heerste ook polarisatie op het vlak van vaccinatie (zie hoofdstuk 16 in deze bundel) en waren er uitbarstingen zoals de rellen in Eindhoven bij het ingaan van de lockdown in januari 2021. Een blinde focus op politiek vertrouwen of eruptie van politiek protest als graadmeters voor sociale verandering, is echter misleidend.

Waarden en opvattingen

Om na te gaan of de coronacrisis een verandering teweegbrengt in waarden en opvattingen, moet een conceptueel onderscheid gemaakt worden tussen fundamentele waarden en opvattingen. Dit laat zich niet alleen zien in de opvattingen over apps als de CoronaMelder en de CoronaCheck, maar ook in het bredere pakket aan maatregelen dat de overheid nam om de verspreiding van het virus tegen te gaan. Bij de evaluatie van deze maatregelen kwamen fundamentele waarden zoals individuele vrijheid en volksgezondheid soms in conflict. De mate waarin men het belangrijk vindt om eigen, autonome keuzes te kunnen maken, viel tijdens de crisis niet altijd even goed te rijmen met het belang om de samenleving collectief te beschermen tegen het coronavirus.

In de literatuur worden waarden gedefinieerd als ‘concepten of overtuigingen over gewenste eindtoestanden of gedragingen die specifieke situaties overstijgen, de selectie of de evaluatie van gedrag en gebeurtenissen bepalen, en zijn gerangschikt op relatief belang’ (Schwartz & Bilsky, 1987). Ze worden als relatief stabiel beschouwd, omdat ze grotendeels voortkomen uit socialisatieprocessen op jonge leeftijd (Inglehart, 1977). Onze ouders hebben ons bepaalde waarden bijgebracht, en tezamen met de omstandigheden waarin we zijn opgegroeid, beïnvloeden zij het belang dat we aan bepaalde waarden hechten. Dergelijke waarden vormen de kern van ons geloofssysteem, en hoe centraler een waarde binnen dit systeem staat, hoe stabieler het is in de tijd (Converse, 1964). Dit betekent niet dat waarden nooit veranderen, maar dat doen ze veel minder vaak dan voorkeuren, waardoor ze inherent zijn aan onze identiteit (Uslaner, 2002).

Waardeverandering heeft dus minder plaats in de levensloop, maar vooral tussen generaties. De waardeverandering die de westerse wereld de afgelopen decennia heeft ondergaan is voortgekomen uit een ‘stille revolutie’ waarbij de conservatieve waarden van een oude generatie (opgegroeid in materieel onzekere tijden) gradueel zijn vervangen door progressieve waarden van jongere generaties (opgegroeid in materieel telkens betere tijden). De twee onderliggende mechanismen zijn schaarste en socialisatie. Wat betreft schaarste leidt (materiële) onzekerheid tot het terugvallen op waarden die materiële en fysieke zekerheid verschaffen. Mutatis mutandis leidt voorspoed ertoe dat dergelijke eerdere conservatieve waarden voldoende zijn afdekt, waardoor men kan verschuiven naar hogere behoeften, zoals zelfexpressie. Progressieve waarden zoals tolerantie en inclusie krijgen dan prioriteit. De socialisatiethese (Inglehart, 1977) stelt dat deze invloed van onzekerheid op fundamentele waarden zich vooral voltrekt tijdens de formatieve jaren – de jonge jaren waarin je intellectuele, sociale en emotionele ontwikkeling vorm krijgt. Dit mechanisme veronderstelt dus dat een context, zoals de coronapandemie, vooral zal inwerken op jongeren.

Opvattingen worden in de literatuur gedefinieerd als ‘een neiging om gunstig of ongunstig te reageren op een object, persoon, instelling of evenement’ (Ajzen, 2005, p. 3). Voorkeuren die daaruit voortvloeien zijn gebaseerd op een beoordeling van de huidige stand van zaken. Ze gaan vaak gepaard met cognitieve evaluaties van huidige (politieke) actoren, instellingen of beleid (Converse, 1964; Uslaner, 2002). Houdingen, voorkeuren en dus opvattingen veranderen vrij gemakkelijk bij blootstelling aan een veranderende context (Uslaner, 2002). Een typisch voorbeeld van een onstabiele voorkeur is politiek vertrouwen (Mishler & Rose, 2001). Dit hangt namelijk grotendeels af van de prestaties van zittende politici en het huidige beleid: wanneer mensen vinden dat de overheid het goed doet, hebben ze meer vertrouwen en vice versa. Dit maakt politiek vertrouwen dus veranderlijk, afhankelijk van prestaties.

De vraag die na deze conceptuele uiteenzetting rest, is of en in welke mate een pandemie van deze omvang, die ook een zekere mate van existentiële onzekerheid met zich meebrengt, tot een verandering van onze waarden en opvattingen heeft geleid.

De verwachtingen empirisch getoetst

Om na te gaan hoe stabiel waarden en opvattingen zijn, analyseren we data van het Nederlandstalige deel van de European Values Study, waarbij data van 2017 dienstdoen als voormeting en werden verrijkt met data verzameld in mei 2020. De items die we testten op hun stabiliteit voor en tijdens de pandemie kunnen we rangschikken op het continuüm van fundamentele waarden over makkelijke (politieke) issues, politieke voorkeuren, en moeilijke (politieke) issues (zie Carmines & Stimson, 1980). We keken naar de fundamentele waarden religiositeit (vragen naar frequentie van bidden) en politieke ideologie (vragen naar het links-rechts continuüm). Ook democratische principes (zoals het afwijzen van sterke leiders) zijn volgens Inglehart (1977) gesocialiseerd op jonge leeftijd. Van deze items verwachtten we dat ze over de tijd heen erg stabiel zijn. We verwachtten minder stabiliteit in de meningen over de gemakkelijke (politieke) kwesties die men beantwoordt met de onderbuik, zoals opvattingen over gendergelijkheid (vragen naar de mate waarin men vindt dat gezinnen eronder lijden als vrouwen fulltime werken) en opvattingen over immigranten (vragen of ze banen wegnemen, misdaadproblemen verergeren, of een last vormen op de sociale zekerheid).

Nog volatieler zijn evaluaties, met name institutioneel vertrouwen, waarbij we het onderscheid maken tussen vertrouwen in representatieve instellingen (vertrouwen in regering en parlement) en vertrouwen in maatschappelijke instellingen (vertrouwen in het opleidingssysteem en het socialezekerheidsstelsel). Het meest volatiel verwachtten we meningen over moeilijke (politieke) kwesties die nog niet goed overdacht zijn, zoals opvattingen over privacyschendingen door de overheid (vragen of de overheid mensen onder videobewaking mag houden in openbare ruimtes, e-mails en andere informatie op internet mag controleren, en zonder medeweten van burgers informatie over hen mag verzamelen).

Volatiel of stabiel

Om verandering en stabiliteit in waarden en opvattingen na te gaan, hebben we concordante antwoorden op de verschillende items bekeken en ook de niveaus tussen 2020 en 2017 vergeleken (zie Reeskens et al., 2021 voor de volledige resultaten). Globaal genomen zijn de bevindingen nogal ontnuchterend in termen van de grote waardeverschuivingen die nodig zijn om tot de ‘motor van sociale verandering’ te komen die de pandemie volgens sommigen zou kunnen zijn. De relatieve stabiliteit of volatiliteit die we terugvinden, komt overeen met de meest baanbrekende onderzoeken op dit terrein (Converse 1964; Uslaner 2002). We zien geen verschil tussen 2017 en mei 2020 in de meest fundamentele waarden. Wel zien we dat opvattingen tussen dezelfde perioden sterk fluctueren. Religiositeit, politieke ideologie, en ook sociaal vertrouwen zijn erg stabiel gebleven. Tegelijkertijd zien we dat evaluaties zoals politiek vertrouwen en moeilijke politieke issues, zoals meningen over privacy, sterk zijn veranderd tussen 2017 en 2020.

Meest opvallend in onze analyses (zie Reeskens et al., 2021) is dat enkele democratische waarden die volgens theoretische aannames relatief stabiel horen te zijn, want gesocialiseerd op jonge leeftijd, behoorlijk volatiel zijn in de COVID-19-crisis. Zoals Inglehart (1985) al suggereerde is het mogelijk dat diepgewortelde waarden tijdelijk veranderen als reactie op externe dreigingen. Ter vergelijking, institutioneel vertrouwen dat volatiel zou moeten zijn omdat het een weerspiegeling is van functioneren van de overheid, fluctueert over de twee perioden, maar meer gedetailleerde analyses onder dezelfde personen toont aan dat het stabieler is dan verwacht. Tegelijkertijd geven Nederlanders meer vertrouwen aan actoren die relevant zijn voor de behandeling van de COVID-19-pandemie, met name aan de politiek en de zorgsector, en zijn ze zelfs bereid enkele democratische verworvenheden in te ruilen voor een sterke leider. De interpretatie is dus een duidelijk rally-effect (Mueller, 1973): meer een emotionele dan een rationele reactie op de onbekende dreiging die corona op dat moment was.

Dit rally-effect geeft echter niet aan dat regeringen zich elke maatregel kunnen veroorloven om het virus in te dammen. Mensen toonden zich bijvoorbeeld bezorgd over privacyschendingen door de overheid. Velen lijken bij aanvang van de crisis extreem sceptisch te zijn over contactopsporing om de pandemie te beteugelen zoals apps die sterk ingrepen in hun persoonlijke levenssfeer. Dit toont ook aan dat opvattingen over privacy een moeilijke kwestie zijn waarover mensen nogal eens van mening kunnen veranderen.

Toekomstig onderzoek

Wat betekent dit voor onderzoekslijnen naar de toekomst toe? In het onderzoek naar verandering in opvattingen en waarden is het in de eerste plaats belangrijk om uit te pluizen of bepaalde moeilijke (politieke) issues zijn verworden tot gemakkelijke kwesties waarbij mensen spontaan hun mening klaar hebben. Onderwerpen zoals privacy, waarbij de overheid persoonlijke informatie gebruikt, waren voor de coronacrisis voor sommigen minder saillant of werden beoordeeld vanuit verschillende waardenkaders. Het belang van individuele vrijheid kwam tijdens de COVID-19-pandemie echter in conflict met het belang van de volksgezondheid. Door de confrontatie met apps zoals CoronaMelder en CoronaCheck zijn opvattingen over dergelijke moeilijke kwesties mogelijkerwijs meer uitgekristalliseerd. Toekomstig onderzoek moet dit uitwijzen.

Het blijft daarbij ook belangrijk om tegenstrijdigheden in verschillende onderzoeksresultaten bloot te leggen. Om maar een voorbeeld te noemen: ons eigen onderzoek gaf aan dat tijdens de pandemie sociaal vertrouwen relatief stabiel was vergeleken met voor de pandemie (zie Reeskens et al., 2021). Echter, onderzoek van Lo Iacono en collega’s (2021) toont aan dat het sociaal vertrouwen tijdens de pandemie (juli 2020) significant was gezakt in vergelijking met de periode voor de pandemie (mei 2019). Deze onderzoeksresultaten lijken in tegenspraak met elkaar. Nadere beschouwing van beide studies geeft echter aan dat niet enkel de referentiejaren verschillend waren (2017 in de ene, 2019 in de andere studie), maar dat ook de meting van sociaal vertrouwen verschilde – onze studie maakte gebruik van dichotome antwoordmogelijkheden, de andere studie hanteerde een 11-puntsschaal. Het toont aan dat in onderzoek naar de coronacrisis de methodologische uitgangspunten op orde moeten zijn.

Niet enkel vraagverwoordingen en antwoordschalen zijn hierbij punten van aandacht, ook de referentiejaren. Veel besproken in dit kader is het onderzoek naar politiek vertrouwen waarbij Nederland werd gedefinieerd als een ‘laagvertrouwenssamenleving’ (zie Engbersen et al., 2021). In dit onderzoek werd het hoge niveau van politiek vertrouwen aan het begin van de pandemie als uitgangspunt genomen om de lage niveaus een jaar later mee te vergelijken.

Een ander punt van aandacht is dat een volwaardige toets van de theoretische assumpties die de grondslagen vormen van de moderniseringstheorie pas op termijn mogelijk is. Onderzoek (zie ook hoofdstuk 3 in deze bundel; Van Baars, 2022) toont aan dat vooral jongeren erg te lijden hebben gehad van de invloed van de pandemie: het subjectief welbevinden is vooral onder hen gedaald. De moderniseringstheorie gaat ervan uit dat blootstelling aan (materiële) onzekerheid tijdens de formatieve jaren een invloed heeft op de ontwikkeling van waarden. Gegeven dat het subjectief welbevinden een dip kende tijdens de coronapandemie, lijkt het onwaarschijnlijk dat de crisis geen invloed heeft gehad op de ontwikkeling van jongeren en hun identiteit en de daaraan gerelateerde waarden. Dit moet nader onderzoek uitpluizen.

Terwijl sommige gevolgen van de pandemie en het gevoerde overheidsbeleid vrij direct zichtbaar en meetbaar zijn (zoals het aantal besmettingen en de oversterfte), laten de meer diffuse uitkomsten, zoals opvattingen en waarden, nog wel even op zich wachten. De moeilijkheid hierbij is ook om alternatieve verklaringen mee te nemen – om maar een voorbeeld te noemen, de oorlog in Oekraïne die op dit moment speelt is een nieuwe vorm van (existentiële) onzekerheid waarmee nieuwe generaties nog geen ervaring hebben. Pas over enkele jaren en met behulp van langlopend landenvergelijkend onderzoek naar waarden en opvattingen (zoals de European Values Study, de European Social Survey en de Eurobarometer) wordt duidelijk of deze crisis zich ook als een nieuwe ‘stille revolutie’ aandient, dan wel eerder als een rimpel de geschiedenis ingaat.

Referenties

Ajzen, I. (2005). Attitudes, Personality and Behavior, (2nd ed.). Open University Press.

Bollyky, T. J., & Bown, C. P. (2020). The tragedy of vaccine nationalism: only cooperation can end the pandemic.

Foreign Affairs, 99(5), 96-109.

Carmines, E. G., & Stimson, J. A. (1980). The Two Faces of Issue Voting. American Political Science Review, 47(1), 78-91.

Converse, P. E. (1964). The Nature of Belief Systems in Mass Publics. In D. E. Apter (ed.), Ideology and Discontent (p. 206-261). Free Press of Glencoe.

Engbersen, G., Van Bochove, M., De Boom, J., Bussemaker, J., El Farisi, B., Krouwel, A., Van Lindert, J., Rusinovic, K., Snel, E., Van Heck, L., Van der Veen, H., & Van Wensveen, P. (2021). De laag-vertrouwensamenleving. De maatschappelijke impact van COVID-19 in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam & Nederland, vijfde meting. Kenniswerkplaats Leefbare Wijken.

Harari, Y. N. (2020, 20 maart). The world after coronavirus. Financial Times. Geraadpleegd op https://www. ft.com/content/19d90308-6858-11ea-a3c9-1fe6fedcca75

Inglehart, R. (1977). The Silent Revolution. Changing Values and Political Styles Among Western Publics. Princeton University Press.

Inglehart, R. (1985). Aggregate Stability and Individual-Level Flux in Mass Belief Systems: The Level of Analysis Paradox. American Political Science Review, 79(1), 97-116.

Lo Iacono, S., Przepiorka, W., Buskens, V., Corten, R., & Van de Rijt, A. (2021). COVID-19 Vulnerability and Perceived Norm Violations Predict Loss of Social Trust: A Pre-Post Study. Social Science & Medicine, 291, Article 114513.

Miltenburg, E., Den Ridder, J., Wagemans, F., & Schaper, J. (2021). Burgerperspectieven 2021 | Kwartaal 2. Sociaal en Cultureel Planbureau.

Mishler, W., & Rose, R. (2001). What are the Origins of Political Trust? Testing Institutional and Cultural Theories in Post-Communist Societies. Comparative Political Studies, 34(1), 30-62.

Mueller, J. E. (1973). War, Presidents and Public Opinion. Wiley.

Reeskens, T. (2020, 24 april). Alles wordt anders? Dat valt te bezien. Sociale vraagstukken www.socialevraagstukken.nl.

Reeskens, T., Muis, Q., Sieben, I., Vandecasteele, L., Luijkx, R., & Halman, L. (2021). Stability or Change of Public Opinion and Values During the Coronavirus Crisis? Exploring Dutch Longitudinal Panel Data. European Societies, 23(sup1), S153-S171.

Schwartz, S. H., & Bilsky, W. (1987). Toward a Universal Psychological Structure of Human Values. Journal of Personality and Social Psychology, 53(3), 550–562.

Uslaner, E. M. (2002). The Moral Foundations of Trust. Cambridge University Press.

Van Baars, L. (2022, 14 september). Meisjes in grote psychische nood. Trouw. www.trouw.nl.

Comments
0
comment
No comments here
Why not start the discussion?