Skip to main content
SearchLoginLogin or Signup

De mentale gevolgen van de coronapandemie

Published onJan 01, 2022
De mentale gevolgen van de coronapandemie
·

Abstract

Dit hoofdstuk brengt de mentale gevolgen van de coronapandemie in kaart door respondenten op vijf momenten in de tijd (tussen april 2020 en september 2021) te vragen of zij zich sinds de uitbraak van het coronavirus vaker angstig, nerveus, lichtgeraakt of gestrest voelen, het moeilijker vinden zich te ontspannen en vaker het gevoel hebben dat ze niets hebben om naar uit te kijken. De analyse laat zien dat er grote variaties bestaan tussen sociale groepen (naar geslacht, leeftijd, sociaaleconomische status, etnische herkomst en ervaren gezondheid), en dat sociaal kapitaal bescherming biedt tegen de negatieve mentale gevolgen van de pandemie.

Twee jaar na de uitbraak van COVID-19, in maart 2020, is duidelijk dat het virus niet alleen tot een gezondheidscrisis en omvangrijke sterfte leidde, maar ook grote maatschappelijk impact had. De pandemie, dat wil zeggen het virus én de vele maatregelen om het in te dammen, had grote economische gevolgen. En het leidde, ondanks de omvangrijke economische steunmaatregelen van de overheid, voor veel mensen tot bestaansonzekerheid. Verder was, hoewel het politiek vertrouwen direct na de virusuitbraak hoog was, gaandeweg sprake van een sterke afname van het vertrouwen van Nederlanders in de landelijke overheid. Ook werd duidelijk dat alle beperkende overheidsmaatregelen – van de afsluiting van verzorgingstehuizen, sluiting van scholen, het uitgaansleven en culturele leven tot de invoering van een avondklok – een aanslag waren op het mentale welbevinden van mensen. Dit hoofdstuk richt zich op dit laatste aspect: de gevolgen van de pandemie voor de mentale gezondheid van mensen. Het is gebaseerd op vijf grootschalige enquêtes over de maatschappelijke impact van COVID-19, uitgevoerd in april, september en november 2020 en in maart en september 2021 (zie Engbersen et al., 2021).

Er is veel onderzoek gedaan naar de gevolgen van de coronapandemie voor de mentale gezondheid van mensen, zowel internationaal als in Nederland. De eerste studies over dit onderwerp hadden uiteenlopende uitkomsten. Diverse Chinese en Amerikaanse studies lieten een hogere prevalentie zien van diverse psychologische en psychiatrische stoornissen na de uitbraak van het coronavirus, variërend van depressieve gevoelens, angsten, ervaren stress tot posttraumatische stresssyndroom (PTSS) en hogere incidentie van zelfmoorden toe. Zulke negatieve mentale gevolgen kwamen vaker voor bij vrouwen, jongere leeftijdsgroepen, lager opgeleiden, maar ook studenten (zie voor overzichten van diverse onderzoeken: Xiong et al., 2020).

Ook de eerste Nederlandse studies over de mentale gevolgen van de pandemie lieten zulke negatieve uitkomsten zien onder specifieke bevolkingsgroepen, zoals ouderen in verzorgingstehuizen (die geheel van de buitenwereld werd afgesloten) en studenten (Van der Roest et al., 2020; Caring Universities, 2020). De eerste Nederlandse onderzoeken onder een algemeen publiek kwamen echter tot meer geruststellende bevindingen. Zo vonden Van der Velden en collega’s (2021) dat angsten depressiesymptomen onder Nederlanders in de eerste

maanden van de pandemie (maart tot juni 2020) juist waren afgenomen vergeleken met de periode voor corona en dat eenzaamheidsgevoelens ondanks de eerste lockdown slechts licht waren toegenomen. Tegelijkertijd vindt Lorijn in deze bundel (hoofdstuk 2) dat eenzaamheidsgevoelens onder jongeren juist sterk zijn toegenomen. Aanvankelijk kwam ook het CBS (2021a) tot positieve bevindingen. Volgens de landelijke Gezondheidsenquête was de mentale gezondheid van Nederlanders in 2020 niet verslechterd ten opzichte van 2019. Later trad toch een verslechtering op. Midden 2021 voelden meer respondenten zich vaak tot voortdurend neerslachtig, somber of erg zenuwachtig. 15 procent van de ondervraagden zou zelfs ‘psychisch ongezond’ zijn, oplopend tot 25 procent onder jongeren (achttien tot vijfentwintig jaar) (CBS, 2021b).

De negatieve mentale gevolgen van de pandemie namen dus toe in de loop van 2021. In dit hoofdstuk presenteren we bevindingen over het mentale welbevinden van Nederlanders over de hele periode vanaf het begin van de pandemie (april 2020) tot september 2021. Door onze omvangrijke dataverzameling kunnen we het voorkomen van de negatieve mentale gevolgen van de pandemie uitsplitsen naar diverse bevolkingsgroepen. Op basis van eerdere studies verwachten we immers variatie in de negatieve mentale gevolgen van de pandemie. We onderzoeken deze variatie niet alleen, zoals in eerder onderzoek, naar geslacht en leeftijd, maar ook naar sociaaleconomische status (opleiding en inkomen), etnische herkomst en ervaren (fysieke) gezondheid. Daarna onderzoeken we of het beschikken over ‘sociaal kapitaal’ bescherming biedt tegen de negatieve mentale gevolgen van de pandemie.

Mentale gevolgen van de pandemie

We brengen de mentale gevolgen van de pandemie in kaart door respondenten op vijf momenten in de tijd (tussen april 2020 en september 2021) te vragen of zij zich sinds de uitbraak van het coronavirus vaker angstig, nerveus, lichtgeraakt of gestrest voelen, het moeilijker vinden zich te ontspannen en vaker het gevoel hebben dat ze niets hebben om naar uit te kijken.

Figuur 1

Mentaal welbevinden sinds de uitbraak van COVID-19 in Nederland, percentage (helemaal) eens. Hoe hoger de score in de figuur, des te meer ervaren angsten stressgevoelens, dus des te lager het welbevinden.

Kort na de uitbraak van het virus en tijdens de eerste lockdown, in april 2020, zei rond een kwart van de respondenten dat ze zich sinds de corona-uitbraak vaker angstig, nerveus, lichtgeraakt en gestrest voelden. Evenveel respondenten hadden niets om naar uit te kijken. Nog iets meer respondenten konden zich moeilijker ontspannen. Hoewel we in ons onderzoek geen vergelijking kunnen maken met pre-coronatijden, leken deze gegevens niet geruststellend. De aanleiding voor de oplopende angst en stress was uiteraard de onzekerheid over het nieuwe virus en de snel oplopende sterftecijfers, maar ook de beperkingen van de eerste, ‘intelligente’ lockdown. In de daaropvolgende zomer leek het virus uit ons land weg te ebben en werden veel restrictieve covid-maatregelen opgeheven. Nederland haalde opgelucht adem over de ‘heropening van de samenleving’. We zien dan ook dat de negatieve mentale gevolgen van de pandemie in juli 2020 daalden, al bleef een kwart van de respondenten zeggen dat ze zich sinds de virusuitbraak vaker lichtgeraakt voelen en niets hebben om naar uit te kijken.

In de herfst werd duidelijk dat er te vroeg was gejuicht. Terwijl de coronacijfers opliepen, scholen, universiteiten, maar ook theaters en horeca sloten en mensen werden opgeroepen hun sociale contacten te beperken en thuis te werken, liepen ook de negatieve mentale gevolgen van de pandemie weer op. Krap een derde van alle Nederlanders voelde zich in november 2020 lichtgeraakt of gestrest, kon zich moeilijk ontspannen en had niets om naar uit te kijken. De maanden daarna verergerde de situatie. Voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog kregen Nederlanders een avondklok opgelegd. Politieke irritatie en polarisatie over het gevoerde coronabeleid namen toe. Er was inmiddels een vaccin, maar Nederland begon traag aan de vaccinatiecampagne terwijl het protest van vaccinatietegenstanders groeide. In maart 2021 waren de negatieve mentale gevolgen van de pandemie het sterkst. Ruim één op de drie respondenten meldde dat ze lichtgeraakt en gestrest zijn en zich moeilijk kunnen ontspannen. Bijna de helft had het gevoel niets te hebben om naar uit te kijken. In de daaropvolgende zomer daalden de coronacijfers weer en werden de beperkende maatregelen versoepeld. Dit leidde tot een duidelijke daling van de negatieve mentale gevolgen van de pandemie in september 2021, al waren diverse waarden op dat moment (bijna) net zo hoog als tijdens de onzekere beginmaanden van de pandemie.

In figuur 1 zijn ook de gemiddelde scores van respondenten op de zes vragen omtrent angst en stress door de pandemie samengenomen in één schaal. De uitkomsten (de dikke lijn in figuur 1) geven eenzelfde patroon weer als hierboven beschreven. Redelijk hoge scores van rond de 2,5 (op een schaal van 1 tot 5) in de maanden april tot juli 2020, daarna verder oplopende angst en stress (tot een score van 2,8) in november 2020 en maart 2021, en daarna een vermindering van de angst en stress door de pandemie onder Nederlanders in september 2021 (tot het relatief hoge niveau van de beginmaanden van de pandemie).

Variatie in de ontwikkelingen

Hiervoor beschreven we het gemiddelde mentaal welbevinden van alle Nederlanders ten tijde van de coronapandemie, hier onderzoeken we de variatie tussen diverse bevolkingsgroepen. Sommige bevolkingsgroepen ervaren méér angst en stress door de pandemie dan andere. Onze bevindingen staan samengevat in figuur 2.

Figuur 2

Mentaal welbevinden sinds de uitbraak van COVID-19 (score 1-5) naar geslacht, leeftijdsgroep, opleidings- en inkomensniveau, migratieachtergrond en ervaren ( fysieke) gezondheid.

We beginnen met verschillen naar gender (linksboven). Vrouwen ervaren op alle vijf meetmomenten meer angst en stress door corona dan mannen. Het verschil is klein, maar significant en blijvend in de tijd (alle hierna genoemde verschillen zijn significant p<0,05). Wat betreft verschillen naar leeftijd (rechtsboven), zien we dat de jongste leeftijdsgroep (18 tot 34 jaar) al in april 2020 meer angst en stress ervoer dan de oudere groepen (die onderling weinig verschilden). In de maanden daarna nemen de mentale effecten onder de jongste leeftijdsgroep sterk toe en in mindere mate ook onder de daaropvolgende groep (35 tot 49 jaar). De mate van angst en stress bij de oudste groepen (vanaf 50 jaar) blijft vrij constant. Dit resulteert in duidelijke en toenemende verschillen waarbij de jongste leeftijdsgroepen aanmerkelijk meer angst en stress ervaren dan beide oudste groepen, al verminderen deze verschillen enigszins na maart 2021. Dat jongeren in mentaal opzicht meer lijden onder de pandemie is eerder opgemerkt en is ook verklaarbaar (zie hoofdstuk 2 van Lorijn in deze bundel). Jongeren willen de wereld ontdekken, nieuwe mensen ontmoeten en relaties aangaan. Juist voor hen wegen de beperkende coronamaatregelen (scholen, horeca en uitgaansleven gesloten) en het verlies aan sociale contacten zwaar. Jongeren hebben bovendien te maken met méér onzekerheden en gebrek aan perspectief: werken inkomensonzekerheid, oplopende studieschulden en uitgestelde gezinsvorming. Opmerkelijk is dat de ervaren angst en stress bij de oudste groep, ondanks de oplopende sterftecijfers, zo stabiel bleef gedurende de pandemie.

Wat betreft verschillen naar opleiding (links midden) blijkt, dat juist de middelbaar en hoger opgeleiden meer angst en stress ervaren, vooral in de winter van 2020-2021. Wat betreft verschillen naar inkomen (rechts midden) zien we daarentegen dat juist de minima meer angst en stress door de pandemie ervaren dan alle hogere-inkomensgroepen, die onderling weinig verschillen. Het zijn dus de lage-inkomensgroepen – veelal met een uitkering of onzekere arbeid waardoor ze al snel economische onzekerheid ervaren – die het sterkst lijden onder de mentale gevolgen van de pandemie. Hogere-inkomensgroepen met veelal vaste banen ervaren minder angst en stress door de pandemie, mede omdat ze minder snel bestaansonzekerheid ervaren.

Bij de migratieachtergrond van respondenten (linksonder) blijkt dat Nederlanders zonder migratieachtergrond (zelf en beide ouders geboren in Nederland), afgezien van aan het begin van de pandemie, minder angst en stress ervaren dan respondenten met een westerse of niet-westerse migratieachtergrond. Vooral in november 2020 is het verschil tussen respondenten met en zonder migratieachtergrond aanzienlijk. Daarna krijgen respondenten met een Nederlandse achtergrond meer te maken met de mentale gevolgen van de pandemie en wordt het verschil met respondenten met een migratieachtergrond kleiner. Tot slot blijkt dat vooral mensen die de eigen gezondheid als matig of slecht beoordelen vaker angst en stress door de pandemie ervaren (rechtsonder). Respondenten die de eigen gezondheid als zeer goed beoordelen, hebben weinig last van angst en stress door de pandemie.

Sociaal kapitaal als bescherming?

We hebben de diverse determinanten van angst en stress ook in onderling verband geanalyseerd (zie de regressietabel in Snel, Engbersen, De Boom, & Van Bochove, 2022). De uitkomsten bevestigen in grote lijnen het geschetste beeld: vrouwen, jongeren, respondenten met een minimuminkomen en een mindere gezondheid ervaren significant méér angst en stress door corona dan respectievelijk mannen, ouderen, en respondenten met een (zeer) goede gezondheid en een hoger inkomen (vanaf modaal). Opmerkelijk is dat rekening houdend met al deze factoren migratieachtergrond en opleidingsniveau niet meer zelfstandig bijdragen aan een hogere mate van angst en stress. Kennelijk hebben mensen met een niet-westerse migratieachtergrond en een lagere opleiding ook vaker een lager inkomen en verklaart dat hun hogere mate van angst en stress die we hiervoor zagen. Hetzelfde geldt voor de woonsituatie van respondenten. We hadden verwacht dat de mentale gevolgen van de pandemie sterker zouden zijn voor alleenstaanden, die waren immers vaak alleen door de lockdown, dan voor mensen die samenwonen met een partner, kinderen of anderen. Dit blijkt niet het geval.

Vervolgens onderzochten we of het beschikken over sociaal kapitaal bescherming biedt tegen de negatieve mentale gevolgen van de pandemie (Snel et al., 2022). Sociaal kapitaal is een sociologische term die aanduidt of mensen opgenomen zijn in sociale netwerken. Hebben mensen sociale contacten en ontvangen ze daarvan steun? Hebben ze vertrouwen, zowel in de medemens als in cruciale maatschappelijke instituties (landelijke en lokale overheid, cruciale gezondheidsinstellingen als RIVM en GGD)? Talrijke studies laten zien dat beschikken over sociaal kapitaal bescherming biedt tegen fysieke en mentale gezondheidsproblemen (De Silva, McKenzie, Harpham, & Huttly, 2005; Song, Son & Lin, 2016; Cockerman, 2021; Putnam, 2000; Kawachi & Berkman, 2001). We onderzochten of dit ook opgaat voor de mentale gevolgen van de pandemie. We vonden dat dit inderdaad het geval is bij diverse indicatoren van sociaal kapitaal. Hoe meer steun mensen ontvangen en hoe meer vertrouwen ze hebben in andere mensen en instituties, des te minder angst en stress ze door de pandemie hebben. Deze facetten van sociaal kapitaal bieden dus enigszins bescherming tegen de negatieve mentale gevolgen van de pandemie.

Daarna bekeken we of de toevoeging van sociaal kapitaal aan de analyse ons een beter begrip oplevert over het waarom sommige groepen meer angst en stress ervaren dan anderen. Ervaren jongeren bijvoorbeeld meer angst en stress omdat ze over minder beschermend sociaal kapitaal beschikken? Ten eerste blijkt dan dat het verschil tussen mannen en vrouwen iets groter wordt. Vrouwen ervaren niet alleen meer angst en stress dan mannen, maar het verschil zou nog groter zijn als vrouwen niet over meer sociaal kapitaal beschikken dan mannen. Vrouwen beschikken, zowel in ons eigen onderzoek als in het algemeen, over meer sociaal kapitaal dan mannen.1 Voor alle andere vergelijkingen (jongeren versus ouderen, lagere versus hoge inkomensgroepen en mensen met een mindere versus een betere gezondheid) geldt echter dat de verschillen in ervaren angst en stress niet groter, maar kleiner worden na toevoeging van sociaal kapitaal aan de analyse. Dus jongeren ervaren meer angst en stress door het virus dan ouderen en dat komt deels omdat ze over minder beschermend sociaal kapitaal beschikken. Hetzelfde geldt als we lage- met hoge-inkomensgroepen en mensen met een mindere en een betere gezondheid met elkaar vergelijken. De eerstgenoemde categorieën ervaren meer angst en stress door de pandemie dan de laatstgenoemde categorieën en dat komt deels omdat ze over minder beschermend sociaal kapitaal beschikken.

Pandemie legt kwetsbaarheden bloot

Onze analyse wijst uit dat de coronapandemie ook gevolgen had voor de mentale gezondheid van Nederlanders. Hoewel de mentale gevolgen van corona aan het einde van ons onderzoek (september 2021) afnamen, liepen die weer hoog op toen Nederland in de daaropvolgende winter weer ‘op slot’ ging (maar dat valt buiten ons onderzoek). Verder blijkt dat de mentale gevolgen van corona ongelijk verdeeld zijn. Ons onderzoek maakt duidelijk dat de kwetsbaren in Nederland (de minima, mensen met mindere gezondheid en jongeren) niet alleen vaker besmet raakten met of zelfs stierven aan het virus, maar ook bovengemiddeld te maken hadden met de negatieve mentale impact van de pandemie. Ten slotte bevestigt onze studie eerder onderzoek dat mensen met meer sociaal kapitaal over meer veerkracht (resilience) beschikken, waardoor ze beter bestand zijn tegen de negatieve gevolgen van de uitdagende omstandigheden van een pandemie (Tierney, 2019; Adeola & Picou, 2014). Dit laatste inzicht biedt aanknopingspunten voor beleid, zeker als het om jongeren gaat. Ondersteunende relaties, deelname aan sociale activiteiten en een gewaardeerde bijdrage leveren aan de verbanden waarvan ze deel uitmaken, zijn belangrijke beschermende factoren voor de mentale gezondheid van jongeren. Daarom is het belangrijk om hen actief te betrekken bij maatschappelijke initiatieven. Hetzelfde geldt voor mensen met een laag inkomen of een minder goede gezondheid (wat in praktijk vaak samengaat). Het bevorderen van burgerinitiatieven en van plekken waar mensen elkaar kunnen ontmoeten (al is het maar online), biedt mogelijkheden om sociaal kapitaal te versterken en de negatieve impact van COVID-19 op het mentale welbevinden te verminderen.

De vraag is echter of corona ook op langere termijn negatief uitwerkt op het mentale welbevinden, vooral bij jongeren die door de pandemie verder achterop zijn geraakt. Zo zijn de onderwijsachterstanden van kwetsbare jongeren tijdens de pandemie toegenomen, met name bij degenen die geen stimulerend thuismilieu hebben. Ook maakte de pandemie duidelijk hoe kwetsbaar jongeren (en ook anderen) met precaire arbeidsposities zijn: flexibele, veelal tijdelijke arbeidscontracten, geringe toegang tot sociale zekerheid, vrijwel kansloos op de huidige, overspannen woningmarkt en daardoor belemmerde gezinsvorming. Dit alles heeft negatieve gevolgen voor het mentale welbevinden van mensen in kwetsbare posities, jongeren in het bijzonder. De pandemie legde deze kwetsbaarheden bloot en maakte de Nederlandse samenleving meer bewust van de groeiende ongelijkheid in Nederland. Voorafgaand aan de pandemie verschenen diverse studies (Commissie-Borstlap, 2020; WRR/KNAW, 2021; Hooge, 2021) om de kwaliteit van arbeid te verbeteren en onderwijsongelijkheden tegen te gaan. Het is tijd om de beleidsvoorstellen die daarin worden gedaan ter hand te nemen.

Referenties

Adeola, F., & Picou, S. (2014). Social Capital and the Mental Health Impacts of Hurricane Katrina: Assessing Long-Term Patterns of Psychosocial Distress. International Journal of Mass Emergencies and Disasters, 32(1), 121-156.

Caring Universities (2020). De geestelijke gezondheid van studenten tijdens de COVID-19-pandemie. De eerste voorlopige data uit het Caring Universities consortium.https://www.vu.nl/nl/Images/Rapportage_CaringUniversities_GeestelijkeGezondheidStudentenCOVID19_19082020_tcm289-949689.pdf.

CBS (2021a). Ervaren psychische ongezondheid in 2020 gelijk aan eerdere jaren. CBS. https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2021/09/ervaren-psychische-ongezondheid-in-2020-gelijk-aan-eerdere-jaren

CBS (2021b) Ervaren impact corona op mentale gezondheid en leefstijl. CBS. https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/statistische-trends/2021/ervaren-impact-corona-op-mentale-gezondheid-en-leefstijl

Cockerman, W.C. (2021), The Social Causes of Health and Disease (3rd ed.). Polity Press.

Commissie Regulering van Werk ('Commissie-Borstlap') (2020). In wat voor land willen wij werken? Naar een nieuw ontwerp voor de regulering van werk. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2020/01/23/ rapport-in-wat-voor-land-willen-wij-werken.

Coumans, M., & Schmeets, H. (2020). Sociaal contact: kwantiteit en kwaliteit. CBS. https://www.cbs.nl/nl-nl/ longread/statistische-trends/2019/sociaal-contact-kwantiteit-en-kwaliteit?onepage=true.

De Silva, M., McKenzie, K., Harpham, T., & Huttly, S. (2005). Social Capital and Mental Illness: A Systematic Review. Journal of Epidemiology and Community Health, 59(8), 619-627.

Engbersen, G., Van Bochove, M., De Boom, J., Bussemaker, J., El Farisi, B., Krouwel, A., Van Lindert, J., Rusinovic,

K., Snel, E., Van Heck, L., Van der Veen, H., & Van Wensveen, P. (2021). De laag-vertrouwen samenleving.

De maatschappelijke impact van COVID-19 in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam & Nederland. EUR. https:// ving_def83.pdf.

Hooge, E. (2021). Onderwijs: Herstel na de coronacrisis als opmaat voor noodzakelijke structurele verbetering. In WRR & KNAW, COVID-19: Expertvisies op de gevolgen voor samenleving en beleid (pp. 46-50). WRR/KNAW.

Kawachi, I., & Berkman, L. (2001). Social ties and mental health. Journal of Urban Health of the New York Academy of Medicine, 78(3), 458-467.

Putnam, R.D. (2000). Bowling alone. The collapse and revival of American community. Simon & Schuster.

Snel, E., Engbersen, G., De Boom. J., & Van Bochove, M. (2022). Social Capital as Protection Against the Mental Health Impact of the COVID-19 Pandemic. Frontiers of Sociology, 7, Article 728541.

Song, L., Son, J., & Lin, N. (2016). Social Capital and Health. In W. C. Cockerham (Ed.), The New Blackwell Companion to Medical Sociology (pp. 184-210). Whiley-Blackwell.

Tierney, K. (2019). Disasters: A Sociological Approach. Polity Press.

Van der Roest, H., Prins, M., Van der Velden, C., Steinmetz, S., Stolte, E., & De Vries, D. (2020). The Impact of COVID-19. Measures on Well-Being of Older Long-Term Care Facility Residents in the Netherlands. Journal of the American Medical Directors Association, 21(11), 1569-1570.

Van der Velden, P., Hyland, P., Contino, C., Von Gaudecker, H. M., Muffels, R., & Das, M. (2021). Anxiety and depression symptoms, the recovery from symptoms, and loneliness before and after the COVID-19 outbreak among the general population: findings from a Dutch population based longitudinal study. PLoS ONE, 16(1), Article e0245057.

Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) & Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) (2021). COVID-19: Expertvisies op de gevolgen voor samenleving en beleid. https://www.wrr.nl/ publicaties/publicaties/2021/07/15/covid-19-expertvisies-op-de-gevolgen-voor-samenleving-en-beleid

Xiong, J., Lipsitz, O., Nasri, F., Lui, L., Gill, H., Phan, L., Chen-Li, D., Lacobucci, M., Roger, H., Majeed, A., & McIntyre, R. S. (2020). Impact of COVID-19 pandemic on mental health in the general population: A systematic review. Journal of Affective Disorders, 277, 55-64.

Comments
0
comment
No comments here
Why not start the discussion?