Skip to main content
SearchLoginLogin or Signup

De pandemie als mogelijke katalysator van emancipatie

Published onJan 01, 2022
De pandemie als mogelijke katalysator van emancipatie
·

Abstract

Tijdens de coronapandemie moesten veel ouders thuiswerken en tegelijkertijd voor de kinderen zorgen en hen ondersteunen bij thuisonderwijs. Zorgtaken worden traditioneel vaker door vrouwen gedaan. Tijdens de pandemie zagen we echter dat ook vaders meer gingen zorgen. Hoewel de pandemie aanvankelijk een mogelijke katalysator van emancipatie leek, zijn oude patronen hardnekkig. Na verloop van tijd keerden veel ouders terug naar hun oorspronkelijke, traditionele verdeling van arbeid en zorg. We reflecteren op de beleidsimplicaties.

De coronapandemie heeft de samenleving en haar burgers op tal van gebieden geraakt (Putters, 2022). De ernst van de situatie en de maatregelen die werden genomen om de pandemie in te dammen, deden een groot beroep op het aanpassingsvermogen van mensen. Het wordt ook steeds duidelijker dat de pandemie bestaande ongelijkheden heeft versterkt en tot nieuwe vormen van ongelijkheid heeft geleid in Nederland (Putters, 2022). Een belangrijke vorm van ongelijkheid is die tussen mannen en vrouwen. Hoewel vrouwen net zo vaak als mannen kans hadden om werkloos te raken tijdens de pandemie (Meekes, Hassink, & Kalb, 2020), bleek gedurende de eerste maanden dat de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen wel toenam wat betreft werktijden, werkdruk en welzijn (zie bijvoorbeeld hoofdstuk 7 van Besamusca, Van der Zwan en Kruyen in deze bundel). Vrouwen werkten vaker dan mannen in de avonduren en op dagen dat ze normaliter vrij waren, ervoeren meer werkdruk en hadden minder vrije tijd dan mannen (Yerkes et al., 2020a). Er was echter ook een afname zichtbaar in de ongelijke taakverdeling tussen mannen en vrouwen in het huishouden (Yerkes et al., 2020a; 2021).

In deze bijdrage onderzoeken wij de gevolgen van de pandemie voor de ongelijkheid tussen vrouwen en mannen op de langere termijn en reflecteren op de vraag in hoeverre de coronapandemie de emancipatie van vrouwen en mannen heeft bevorderd dan wel belemmerd. Daarbij richten we ons in het bijzonder op de (verdeling van) zorgtaken tussen vaders en moeders omdat voor de pandemie de ongelijkheid relatief het grootst was in gezinnen met (jonge) kinderen (Van den Brakel, Portegijs, & Hermans, 2020).

Emancipatie in Nederland

Voor de uitbraak van de coronapandemie zat vrouwenemancipatie ‘in de lift’ (Van den Brakel et al., 2020). Vooral de economische positie van vrouwen was in de periode voorafgaand aan de pandemie sterk verbeterd; zo had het merendeel van de vrouwen een betaalde baan en was 64 procent economisch zelfstandig (Van den Brakel et al., 2020). Ondanks deze verbeterde economische positie van vrouwen was er aan de vooravond van de pandemie nog altijd sprake van ongelijkheid tussen mannen en vrouwen. In Nederland is het anderhalfverdienersmodel dominant. In het merendeel van de huishoudens bestaande uit twee partners met kinderen heeft de man een voltijdbaan, terwijl de vrouw in deeltijd werkt en het merendeel van de zorgen huishoudelijke taken op zich neemt (Yerkes & Hewitt, 2019). Deze traditionele verdeling wordt gezien als een belangrijke belemmering voor verdere emancipatie.

Het vele deeltijdwerken heeft onder meer een negatieve invloed op de economische positie en loopbaanontwikkeling van vrouwen (Adema, Rabaté, & Rellstab, 2021). Ook voor mannen werkt de taakverdeling belemmerend; veel vaders zouden meer willen doen in de zorg voor hun kinderen (Rehel, 2014), maar krijgen dat nu niet voor elkaar. Ondanks de negatieve gevolgen van een traditionele taakverdeling blijft de emancipatie in de verdeling van arbeid en zorgtaken moeizaam verlopen. Deze hardnekkige ongelijke taakverdeling is ook de reden waarom sommige academici stellen dat na een eerste genderrevolutie, waarin vrouwen in meerderheid actief zijn geworden op de arbeidsmarkt, een tweede genderrevolutie nodig is waarin mannen ook meer gaan deelnemen aan zorg en huishouden (England, 2010).

De coronapandemie leek een mogelijke katalysator voor zo’n tweede genderrevolutie, die de emancipatie van vrouwen én mannen kon versterken. Toch kan de pandemie ook negatieve gevolgen hebben gehad voor de emancipatie, vooral op het terrein van arbeid en zorg. Door maatregelen als de sluiting van scholen en kinderopvang, het ontbreken van zorg voor de kinderen door grootouders vanwege het besmettingsgevaar en het zo veel mogelijk thuiswerken, moesten veel partners nieuwe oplossingen vinden om arbeid en zorg te combineren. Een deel van de beroepsbevolking werd gedwongen minder uren te werken of kwam thuis te zitten omdat bedrijven (zoals de horeca) moesten sluiten (Jongen, Verstraten, & Siflinger, 2020). Tegelijkertijd werden bepaalde beroepen als cruciaal gedefinieerd; in deze beroepen moest vaak meer uren gewerkt worden en veelal op locatie. Vrouwen bleken vaker in deze beroepen te werken dan mannen (Yerkes et al., 2020a). Bovendien had juist deze groep, zoals te lezen is in hoofdstuk 7 in deze bundel, te maken met extra werkdruk. Aan de andere kant werden sommige vaders door het verplichte thuiswerken juist geconfronteerd met de extra zorgtaken (Yerkes, André, Remery, & Van der Zwan, 2020b).

Een belangrijke vraag is daarom in hoeverre de coronapandemie van invloed is op de emancipatie. Enerzijds kan verwacht worden dat de coronapandemie de traditionele rolverdeling van het Nederlandse anderhalfverdienersmodel versterkt, waarbij vooral vrouwen de extra huishoudelijke en zorgtaken op zich nemen. Anderzijds kan de unieke crisissituatie ertoe geleid hebben dat huishoudens de taken opnieuw verdeelden, met als mogelijke uitkomst een gelijkere verdeling (Yerkes et al., 2020a). Juist in de eerste maanden van de pandemie leek er sprake te zijn van nieuwe verdelingen van huishoudelijkeen zorgtaken tussen vaders en moeders. In deze bijdrage onderzoeken we of en in hoeverre de pandemie langduriger van invloed is, dat wil zeggen vanaf het begin van de pandemie in april 2020 tot aan november 2021.

Data en analyses

We maakten gebruik van de longitudinale data verzameld via het representatieve LISS-panel in het kader van het COVID Gender (In)equality Survey Netherlands (CoGIS-NL) onderzoek. CoGIS-NL bestudeert verschillen in werk, zorg en welzijn tussen mannen en vrouwen met thuiswonende, minderjarige kinderen en met tenminste één werkende ouder, alsmede de verschillen tussen mannen en vrouwen zonder thuiswonende minderjarige kinderen ten tijde van de coronapandemie (Yerkes et al., 2021). Er zijn online data verzameld op vijf tijdstippen: in april 2020 (tijdens de eerste volledige lockdown), in juli 2020 (over de situatie in juni, toen de scholen weer open waren), in september 2020 (na de zomervakantie, de scholen waren open), in november 2020 (vlak voor de tweede lockdown) en in november 2021 (vlak voor de derde lockdown). Op het eerste tijdstip deden alleen ouders mee, vanaf juni 2020 is de steekproef uitgebreid met huishoudens zonder thuiswonende, minderjarige kinderen. De eerste vragenlijst is door ruim 850 respondenten ingevuld, bij latere metingen varieerde het aantal tussen de 1100 en ruim 1200 respondenten.

Traditionele, egalitaire en contra-traditionele huishoudens

De meerderheid van de huishoudens heeft de zorgtaken voor de pandemie traditioneel verdeeld: moeders doen meer in de zorg voor de kinderen dan vaders. Ook tijdens de pandemie is dit het geval. In figuur 1 zien we een lichte U-vorm over de tijd. In de eerste maanden van de pandemie neemt het aandeel huishoudens met een traditionele taakverdeling af, maar vanaf september 2020 neemt het weer toe tot het niveau van voor de pandemie. Er is ook een substantiële groep huishoudens waarin partners de taken min of meer gelijk verdelen (ongeveer een derde voor de pandemie uitbrak). Die groep groeit in de eerste maanden van de pandemie, maar neemt daarna weer af. Uit aanvullende analyses over de periode april tot november 2020 blijkt dat hoe jonger het jongste kind, des te vaker de taakverdeling traditioneel is (Remery et al., 2021).

Aanvankelijk leken meer ouders de zorgtaken dus gelijk te verdelen, maar naarmate de pandemie voortduurt lijken veel huishoudens weer terug te keren naar het ‘oude normaal’ (Yerkes et al., 2020a; André, Yerkes & Remery, 2021; Remery et al., 2021). Het aandeel contra-traditionele huishoudens, waarin vaders meer doen dan moeders, is en blijft relatief klein.

Figuur 1

Verdeling van zorgtaken in huishoudens met thuiswonende kinderen (percentage van de huishoudens).

Tijdsbesteding – meer of minder zorg?

Los van de onderlinge verdeling veranderde tijdens de pandemie bij een deel van de ouders de tijdbesteding aan zorgtaken. Figuur 2 laat zien dat er een groep ouders is die relatief meer is gaan doen in de zorg voor kinderen, maar ook een groep die relatief minder ging doen. Vanuit het oogpunt van emancipatie is vooral de groep vaders die meer is gaan doen en de groep moeders die minder is gaan doen interessant. In april 2020 gaat het om 22 procent van de vaders, dat percentage loopt in juni op naar bijna een derde. Daarna neemt het aandeel weer af, maar in november 2021 geeft nog altijd een vijfde van de vaders aan meer aan zorgtaken te doen dan voor de coronacrisis. Er is ook een groep vaders die minder doet dan voor corona; in april 2020 was dit 16 procent, in november 2021 is hun aandeel echter bijna verdubbeld naar 30 procent. Aanvankelijk waren er dus relatief meer vaders die meer zijn gaan doen aan zorgtaken dan minder, maar na september 2020 draait dit om.

Bij de moeders is de groep die minder is gaan doen duidelijk groter dan de groep moeders die meer ging doen. Deze groep groeit ook in de loop van de tijd en is ongeveer 40 procent in november 2021. Het aandeel moeders dat meer is gaan doen, was in eerste instantie significant kleiner dan de groep vaders die meer is gaan doen (Yerkes et al., 2020a), maar neemt toe in de loop van de pandemie, van 13 procent april naar 19 procent in juni en 23 procent in november 2021. Analyses over de eerste zes maanden van de pandemie laten zien dat veranderingen in wie meer of minder zorgt, samenhangen met thuiswerken: ouders die meer zorgtaken gingen doen, zijn vaker degenen die thuiswerken tijdens de pandemie. Dat geldt zowel voor vaders als moeders. Daarnaast blijkt dat het vooral de hoogopgeleide vaders die konden thuiswerken zijn, die deze stap maakten (André et al., 2021).

Figuur 2

Aandeel vaders (lijn) en moeders (streepjes) dat relatief meer dan wel minder is gaan dan doen aan zorgtaken. De groep waarin geen veranderingen waren, is niet in de figuur opgenomen.

Combineren van arbeid en zorg

Als laatste hebben wij gekeken naar hoe moeilijk of makkelijk ouders het vonden om werk te combineren met zorgaken. Zoals te verwachten, zien we in het begin van de coronapandemie een grote daling (vergeleken met de situatie daarvoor) in het percentage mannen (van 57 procent naar 42 procent) en vrouwen (van 54 procent naar 39 procent) dat het makkelijk vond om werk en zorg te combineren. Het aandeel dat het moeilijk vindt, neemt juist toe. Maar ook hier zien we na april 2020 een geleidelijke terugkeer naar ‘normaal’ waarbij het percentage vaders en moeders dat het makkelijk dan wel moeilijk vindt om werk en zorg te combineren weer vergelijkbaar is met het niveau voor de coronapandemie. Er zijn hierin geen verschillen tussen vaders en moeders.

Figuur 3

De mate waarin vaders en moeders het makkelijk dan wel moeilijk vinden om werk en zorgtaken te combineren (percentage binnen de groep).

Wat weten we nog niet?

Een belangrijke vraag voor de toekomst is welke huishoudens zijn teruggekeerd naar de oorspronkelijke verdeling. En, is er een groep die structurele verandering laat zien? Belangrijke vragen zijn er ook in relatie tot andere veranderingen gerelateerd aan de pandemie. Zo lijkt bijvoorbeeld hybride werken niet meer weg te denken in veel organisaties met kantoorbanen, wat het voor veel vaders makkelijker kan maken om meer zorgtaken op zich te nemen. Op den duur kan deze trend een structurele verandering in de taakverdeling teweegbrengen en daarmee de emancipatie bevorderen.

We weten ook nog onvoldoende over de invloed van de coronapandemie op andere type huishoudens. Hoe is de taakverdeling verlopen in huishoudens van stellen van hetzelfde geslacht? Wat zijn de gevolgen voor alleenstaande ouders? Zijn er bijvoorbeeld indicaties dat daarin verschillende negatieve effecten samen kwamen en elkaar versterken (vergelijk Meekes et al., 2020)?

Emancipatie na de coronapandemie

Genderverschillen in de verdeling van zorgtaken zijn hardnekkig. Een crisis zoals de coronapandemie lijkt geen katalysator tot grootschalige en structurele veranderingen in de richting van meer gelijkheid tussen vaders en moeders. We zien vergelijkbare bevindingen in andere landen, zoals het Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten, Duitsland en Italië (zie voor een overzicht: Rodríguez Sánchez, Fasang, & Harkness, 2021). Vooral vaders die (tijdelijk) thuis zaten zonder werk of thuiswerkten zijn meer gaan zorgen, met name als hun partner op locatie moest werken. Ook al lijken veel huishoudens terug te gaan naar ‘normaal’ als het gaat om de verdeling van zorgtaken en de mate waarin werk en zorg gecombineerd kunnen worden, de ouders hebben wel kunnen experimenteren met een andere verdeling. Dit zou op langere termijn wel degelijk kunnen leiden tot veranderingen in de verdeling van werken zorgtaken. Als vaders bijvoorbeeld hebben gemerkt dat ze door het thuiswerken meer aanwezig en betrokken kunnen zijn bij hun kinderen, kan dit bij toekomstige carrièrekeuzes gaan meespelen. Daarnaast is binnen huishoudens enige dynamiek; er lijkt een substantiële groep vaders te zijn die meer is gaan doen en een groep moeders die minder is gaan doen. De groep vaders lijkt vooral te bestaan uit vaders met een kantoorbaan die de mogelijkheid hebben om thuis te werken en daarmee werk en zorg makkelijker kunnen combineren.

De ernst van de coronapandemie zwakt af, maar het belang van emancipatie met een volwaardige rol voor zowel vaders als moeders op het werk en thuis niet. Om hardnekkige traditionele patronen uit te dagen blijft emancipatiebeleid belangrijk. Het huidige emancipatiebeleid is erop gericht om mannen meer te laten zorgen, zodat vrouwen meer kunnen werken. Maar binnen het huidige verlofsysteem moeten vaders (en daardoor huishoudens) aanzienlijk financiële offers brengen om vanaf het begin meer betrokken te zijn bij de zorg en opvoeding van de kinderen (Den Dulk & Yerkes, 2021). Daarenboven blijft het voor veel vaders moeilijk om verlof op te nemen omdat ze nog vaak tegen een maatschappelijke en organisatiecultuur aanlopen waarin vooral moeders de primaire zorg voor kinderen dragen. Het beleid zal dus ook gericht moeten zijn op onder andere de werk-zorgcultuur binnen organisaties. Kortom, wil de Nederlandse overheid haar emancipatiedoelstellingen realiseren en een gelijkere verdeling van arbeid en zorg bewerkstelligen, dan is een integrale beleidsaanpak, zoals eerder ook voorgesteld door de IBO Werkgroep Deeltijdwerk (Rijksoverheid, 2019) en door ons in onze tussentijdse bevindingen (Remery et al., 2021) noodzakelijk.

Een belangrijke les voor emancipatie die we kunnen leren van de coronapandemie is het belang van aandacht voor en ondersteuning van huishoudens in de extra taken die bij ze worden neergelegd in het geval van een crisis. Het beleid tot nu toe was sterk gericht op de financiële consequenties van de coronacrisis, zoals het terugbetalen van kinderopvangkosten en het tegengaan van werkloosheid. Alhoewel het belangrijk is om in een goede financiële basis te voorzien, wordt hiermee een belangrijk langetermijndoel vergeten: gelijkwaardigheid in werk en zorg tussen mannen en vrouwen. Mocht een nieuwe lockdown noodzakelijk zijn, dan is het belangrijk dat de overheid werkgevers oproept om meer rekening te houden met zorgtaken, juist ook die van vaders, zodat moeders zich net als vaders op het werk kunnen richten. Daarnaast zou een generiek betaald zorgverlof overwogen kunnen worden voor alle werknemers, inclusief mannen en vrouwen met locatiegebonden banen zoals in de logistiek, de bouw en de zorg. De pandemie bleek geen duidelijke katalysator voor meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen, maar goede maatregelen zouden dit wel kunnen stimuleren.

Referenties

Adema, Y., Rabaté, S., & Rellstab, S. (2021). Inkomen moeders halveert bijna na komst kinderen. ESB, 106(4796), 195-197.

André, S., Yerkes, M. A., & Remery, C. (2021). De invloed van de coronacrisis op de relatieve verdeling van zorg door moeders en vaders. Mens & Maatschappij, 96(3), 331-356.

Den Dulk, L., & Yerkes, M.A. (2021). Netherlands country note. In A. Koslowski, S. Blum, I. Dobrotić, A. Macht, & P. Moss (Eds.), International Review of Leave Policies and Research 2021. http://www.leavenetwork.org/ lpandrreports/.

England, P. (2010). The Gender Revolution: Uneven and Stalled. Gender & Society, 24(2), 149-166.

Jongen, E., Verstraten, P., & Siflinger, B. (2020). Arbeidsmarkt: Historische daling werkzame personen, maar internationaal gezien beperkt. Centraal Planbureau. https://www.cpb.nl/sites/default/files/omnidownload/

CPB-coronapublicatie-juni2020-Internationale-vergelijking-arbeidsmarkt.pdf

Meekes, J., Hassink, W., & Kalb, G. (2020). Essential Work and Emergency Childcare: Identifying Gender Differences in COVID-19 Effects on Labour Demand and Supply (Discussion Paper No. 13843). IZA.

Putters, K. (2022). Maatschappelijk beeld van Nederland in coronatijd. SCP, CPB, PBL & RIVM. https://www.scp.nl/ publicaties/rapporten/2020/12/18/presentaties-maatschappelijk-beeld-corona.

Rehel, E. M. (2014). When Dad Stays Home Too: Paternity Leave, Gender, and Parenting. Gender & Society, 28(1), 110-132.

Remery, C., André, S., Besamusca, J., Yerkes, M. A., Hummel, B., & Van der Zwan, R. (2021). De coronapandemie en de verdeling van huishoudelijke en zorgtaken in Nederland. In A. Gielen, D. Webbink, & B. ter Weel (Eds.). Ongelijk Nederland. Een drieluik over migratie, onderwijs en de coronacrisis. Preadviezen 2021 (pp. 87-92). Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde. https://esb.nu/esb/20068400/de-coronapande-

mie-en-de-verdeling-van-huishoudelijke-en-zorgtaken-in-nederland

Rijksoverheid (2019). IBO Deeltijdwerk – de(el)tijd zal het leren. Ministerie van Financiën. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2020/04/29/ibo-deeltijdwerk.

Rodríguez Sánchez, A., Fasang, A., & Harkness, S. (2021). Gender division of housework during the COVID-19 pandemic: Temporary shocks or durable change? Demographic Research, 45(43), 1297-1316. https://www. demographic-research.org/Volumes/Vol45/43/

Van den Brakel, M., Portegijs, W. & Hermans, B. (2020). Emancipatiemonitor 2020. CBS & SCP. https://digitaal.scp. nl/emancipatiemonitor2020/.

Yerkes, M., & Hewitt, B. (2019). Part-time strategies of women and men of childbearing age in the Netherlands and Australia. In H. Nicolaisen, & H. C. Kavli (Eds.), Dualisation of part-time work: the development of labour market insiders and outsiders (pp. 265-288). Policy Press.

Yerkes, M. A., André, S., Besamusca, J., Kruyen, P., Remery, C., Van der Zwan, R., Beckers, D. G. J., & Geurts, S. A.

E. (2020a). ‘Intelligent’ lockdown, intelligent effects? Results from a survey on gender (in)equality in paid work, the division of childcare and household work, and quality of life among parents in the Netherlands during the Covid-19 lockdown. PloS one, 15(11), Article e0242249.

Yerkes, M.A., André, S., Remery, C., & Van der Zwan, R. (2020b, 9 november). Vaders gingen tijdens lockdown vaker voor hun kinderen zorgen. Sociale Vraagstukken. Socialevraagstukken.nl.

Yerkes, M. A., André, S., Besamusca, J., Hummel, B., Remery, C., Van der Zwan, R., Kruyen, P., Beckers, D. G. J., & Geurts, S. A. E. (2021). COVID Gender (In)equality Survey Netherlands Derde policy brief update over de periode november 2020. https://www.uu.nl/sites/default/files/COGIS%20NL%20Policy%20brief%20nr3.pdf.

Comments
0
comment
No comments here
Why not start the discussion?