Skip to main content
SearchLoginLogin or Signup

Eenzaamheid onder jongeren – Lessen van de COVID-19-pandemie

Published onJan 01, 2022
Eenzaamheid onder jongeren – Lessen van de COVID-19-pandemie
·

Abstract

Ruim twee jaar na de eerste lockdown in Nederland is meer bekend over de impact van de COVID-19-maatregelen op eenzaamheid onder jongeren. Veel jongeren voelden zich tijdens de pandemie eenzamer dan daarvoor. Eenzaamheid kwam vaker voor bij jongeren dan bij ouderen. Tegelijkertijd was een groot deel van de jongeren weerbaar tegen eenzaamheid. Er bestonden grote verschillen in eenzaamheid. Sommige jongeren waren met name eenzaam, zoals jongeren met een lage sociaaleconomische status, jongeren met weinig sociaal contact en jongeren die eerder eenzaam of depressief waren. De opgedane kennis geeft inzicht in de oorzaken van eenzaamheid, de risicogroepen voor eenzaamheid en het bestrijden van eenzaamheid.

Al in een vroeg stadium van de COVID-19-pandemie uitten overheden, de gezondheidszorg en media zorgen over toenemende gevoelens van eenzaamheid onder jongeren. De maatregelen om het virus tegen te gaan, hadden immers een grote sociale impact. Jongeren konden tijdens de lockdown niet naar school, sport en evenementen. Ook moesten ze hun contacten beperken en afstand bewaren. Ongeveer twee jaar na de eerste lockdown in Nederland groeit de kennis over de gevolgen van de COVID-19-maatregelen voor eenzaamheid onder jongeren. Inmiddels weten we dat veel jongeren zich tijdens de pandemie eenzamer voelden dan daarvoor en dat eenzaamheid bij jongeren vaker voorkwam dan bij ouderen. Tegelijkertijd bestaan er grote verschillen in eenzaamheid. Een groot deel van de jongeren was weerbaar tegen eenzaamheid. De opgedane kennis geeft inzicht in de oorzaken, de risicogroepen en de bestrijding van eenzaamheid.

Jong en eenzaam

Eenzaamheid kan gedefinieerd worden als het gemis aan kwantiteit of kwaliteit van sociale relaties (Perlman & Peplau, 1981). Eenzaamheid gaat niet altijd over een gebrek aan sociale relaties (sociale eenzaamheid), maar omvat ook het missen van een diepe, hechte band (emotionele eenzaamheid). Het missen van een beste vriend of een liefdespartner, of je niet verbonden voelen binnen een sociale relatie kan bijvoorbeeld eenzaam maken. Eenzaamheid wordt vaak geassocieerd met ouderen, maar ook jongeren hebben er last van. Sterker nog, jongeren voelen zich vaker eenzaam dan ouderen (EenVandaag, 2018). Verschillende onderzoeken wijzen uit dat tussen de 20 en 71 procent van de jongeren en jongvolwassenen zich ten minste soms eenzaam voelt. Voor volwassenen van middelbare leeftijd en ouderen ligt dit tussen de 11 en 50 procent (Qualter et al., 2015). De schattingen voor eenzaamheid onder jongeren lopen dus nogal uiteen. Onderzoek in Nederland wees uit dat vier op de tien jongeren (43 procent) tussen de zestien en vierendertig jaar zich voor de COVID-19-pandemie wekelijks eenzaam voelde (EenVandaag, 2018).

Dat eenzaamheid vaak voorkomt onder jongeren kan deels verklaard worden door het groeiende belang van leeftijdsgenoten tijdens de adolescentie. In de

ontwikkeling tot volwassenheid maken adolescenten grote biologische, sociale en cognitieve veranderingen door, die de betekenis van relaties met leeftijdsgenoten vergroten (Veenstra & Laninga-Wijnen, 2022). Biologische rijping zorgt bijvoorbeeld voor een toenemende wens om aandacht te krijgen van mogelijk romantische partners. Sociaal-cognitief worden adolescenten zich meer bewust van hun sociale status en kunnen ze steeds beter zelf vriendschappen onderhouden. Relaties met leeftijdsgenoten zijn bovendien aantrekkelijk omdat deze meer gelijkwaardig en minder controlerend zijn dan relaties met volwassenen, zoals ouders of leerkrachten. Ook spelen relaties met leeftijdsgenoten een belangrijke rol bij de identiteitsvorming. Door het ontmoeten van nieuwe mensen komen jongeren erachter wie ze zijn en wat ze belangrijk vinden. Het maken en onderhouden van vriendschappen is dus een belangrijke ontwikkelingstaak tijdens de adolescentie. Het niet volbrengen van deze ‘taak’ kan leiden tot eenzaamheid en grote negatieve gevolgen hebben.

Iedereen voelt zich wel eens eenzaam. Je even eenzaam voelen is niet erg. Ontwikkelingspsycholoog Gerine Lodder legt uit dat het gevoel van eenzaamheid vergeleken kan worden met het gevoel van honger (Engbersen, 2019). Het is een waarschuwingssignaal van het lichaam voor sociaal contact. Als de behoefte tot sociaal contact gedurende langere tijd niet wordt bevredigd, spreken we van chronische eenzaamheid. Tussen de 3 en 10 procent van de jongeren heeft last van chronische eenzaamheid (Lodder, 2018). Chronische eenzaamheid kan grote gevolgen hebben voor de mentale en fysieke gezondheid en het algemeen functioneren. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot depressies en slaapproblemen, maar is ook gerelateerd aan obesitas en lagere schooluitkomsten (Hawkley & Capitanio, 2015; Heinrich & Gullone, 2006). Dat maakt chronische eenzaamheid niet alleen een individueel probleem, maar ook een maatschappelijk probleem.

Eenzamer tijdens de lockdown?

Naarmate de pandemie vorderde, werden er steeds meer zorgen geuit over eenzaamheid onder jongeren (SCP, 2021a). De maatregelen om het virus in te dammen zouden het bevredigen van sociale behoeften, wat juist voor jongeren zo belangrijk is, in de weg staan. Ook op basis van onderzoek naar eerdere geval-

len van sociale isolatie, zoals tijdens het SARS-virus, was een toename in eenzaamheid onder jongeren tijdens de COVID-19-pandemie te verwachten (Loades et al., 2020). Recenter onderzoek bevestigt grotendeels dat jongeren zich eenzamer voelden tijdens de COVID-19-pandemie (Branje & Morris, 2021). Eenzaamheid steeg bijvoorbeeld onder jongeren in België (Janssens et al., 2021), Duitsland (Alt et al., 2021) en Finland (Salmela-Aro, Upadyaya, Vinni-Laakso, & Hietajärvi, 2021). Figuur 1 laat zien dat ook jongeren in Nederland eenzamer waren tijdens de lockdown en dat eenzaamheid vaker voorkwam bij jongeren dan bij de totale bevolking van zestien jaar en ouder (RIVM, 2022). Jongeren gaven aan vooral vrienden te missen en zich zorgen te maken om vriendschappen (Ellis, Dumas, & Forbes, 2020). Zo zei een jongen van zeventien: ‘Ik mis gewoon mijn vrienden, meer mensen en afwisseling’ (SCP, 2021b).

Figuur 1

Figuur 1. Verandering in eenzaamheid voor zestien tot vierentwintigjarigen en de totale bevolking. Bron: RIVM, 2022.

Tegelijkertijd blijken jongeren behoorlijk weerbaar te zijn en is een groot deel van hen niet eenzamer geworden (Branje & Morris, 2021). Dit kan bijvoorbeeld komen doordat ze tijdens de COVID-19-pandemie het gevoel hadden ‘allemaal in hetzelfde schuitje’ te zitten (Luchetti et al., 2020). De beperkte mogelijkheden tot fysiek contact leidden tot lagere verwachtingen over sociaal contact, terwijl

sociale steun en solidariteit tijdens de pandemie toenamen. Daarnaast was minder sociaal contact tijdens de pandemie het resultaat van externe factoren en niet van sociale afwijzing, waardoor dit minder impact op eenzaamheid had. Het afnemend sociaal contact had ook een voordeel, namelijk minder negatief sociaal contact. Zo gaven jongeren aan zich minder buitengesloten en in de steek gelaten te voelen door leeftijdsgenoten tijdens de schoolsluiting (Lorijn et al., 2022). Ook voelden jonge adolescenten zich niet méér gestrest, depressief en angstig tijdens de eerste lockdown dan daarvoor (Bernasco et al., 2021; Janssens et al., 2021).

Sommige jongeren voelden zich zelfs minder eenzaam tijdens de pandemie. Dit was met name het geval bij jongeren die voor de lockdown op school gepest of afgewezen werden (Lorijn et al., 2022). Voor hen was de schoolsluiting in eerste instantie een prettige ‘pauze’ van hun negatieve relaties op school en voelde de online schoolomgeving als sociaal veilig. Een jongen vertelde: ‘Ik hoef niet meer elke dag de jongen uit mijn klas te zien die mij op de grond heeft gegooid waardoor ik geen voortanden meer heb’ (Kinderombudsman, 2020). Waarschijnlijk zijn sommige aspecten van de pandemie, zoals het missen van vrienden, nadelig voor jongeren, maar andere aspecten in hun leven, zoals niet meer gepest worden, werden als positief ervaren.

Verschillen tussen jongeren

Dat een deel van de jongeren eenzamer is geworden tijdens de COVID-19-pandemie, terwijl eenzaamheid voor andere jongeren niet steeg of zelfs daalde, wijst op verschillen tussen jongeren. Hoewel er nog veel onderzoek gaande is, wordt steeds meer bekend over factoren die bijdragen aan eenzaamheid onder jongeren tijdens de pandemie. Ten eerste zijn er individuele factoren die verschillen in eenzaamheid tussen jongeren tijdens de COVID-19-pandemie kunnen verklaren. Over het algemeen waren oudere adolescenten eenzamer dan jongere adolescenten. Dit kan bijvoorbeeld komen doordat leeftijdsgenoten steeds belangrijker worden naarmate adolescenten ouder worden. Ook hadden jongere adolescenten meer toegang tot structureel sociaal contact, zoals thuis met het gezin of op school omdat voor jonge adolescenten de schoolsluitingen korter duurden. Waarschijnlijk is eenzaamheid het meest toegenomen

onder jongvolwassenen, zoals studenten. Zij woonden vaker alleen, kleiner en minder comfortabel, en hadden minder mogelijkheden om vriendschappen te sluiten op hun nieuwe werkplek of studie. Naast leeftijd kan geslacht een rol spelen. Ondanks dat er normaal gesproken geen genderverschillen zijn in eenzaamheid (Maes et al., 2019), wijzen sommige onderzoeken uit dat meisjes zich tijdens de pandemie eenzamer voelden dan jongens (Bu, Steptoe, & Fancourt, 2020). Het is onduidelijk waardoor dit komt. Daarnaast waren jongeren die eerder depressief of eenzaam zijn geweest eenzamer tijdens de pandemie.

Op de tweede plaats zijn er sociale factoren die ertoe leidden dat sommige jongeren zich eenzamer voelden tijden de pandemie dan anderen. Jongeren die een goede relatie met hun ouders hadden, waren bijvoorbeeld minder eenzaam dan jongeren zonder goede relatie met hun ouders (Janssens et al., 2021). Deze jongeren kregen waarschijnlijk meer steun van hun ouders, wat hielp bij het omgaan met sociale uitdagingen. Ook voor adolescenten met een lagere sociaaleconomische status was de pandemie zwaarder. Zij maakten vaker negatieve effecten van de pandemie mee, zoals ouders die hun inkomen verloren of ziek werden. Daarnaast woonden zij kleiner en hadden ze minder faciliteiten zoals computers, wat stress en eenzaamheid veroorzaakte. Verder hangt de relatie met leeftijdsgenoten samen met de ontwikkeling van eenzaamheid onder jongeren tijdens de pandemie (Lorijn et al., 2022). Figuur 2 geeft het traject van eenzaamheid weer voor jonge adolescenten die geaccepteerd, afgewezen en gepest werden voor de pandemie (winter 2019-2020), tijdens de eerste lockdown inclusief schoolsluiting (lente 2020) tot na de lockdown en de heropening van scholen (herfst 2020).1 Eenzaamheid daalde het meest voor jongeren die voor de pandemie afgewezen of gepest werden door klasgenoten. Voor deze jongeren was de schoolsluiting waarschijnlijk een ‘pauze’ van de negatieve ervaringen in de klas, die normaal gesproken bijdragen aan gevoelens van eenzaamheid. Tegelijkertijd waren zij nog steeds het eenzaamst in vergelijking met jongeren die voor de pandemie geaccepteerd werden door klasgenoten. Deze laatsten waren het minst eenzaam, waarschijnlijk omdat zij betere sociale vaardigheden en een sterker sociaal netwerk hadden om zich door de pandemie heen te slaan. Naast sociale status is het onderhouden van (online) contact met vrienden tijdens de lockdown van belang voor eenzaamheid: jongeren die weinig (online) contact onderhielden met vrienden waren eenzamer dan jongeren met meer contact.

Figuur 2
Figuur 3

Figuur 4
Figuur 5

Figuur 2. Trajecten van eenzaamheid voor geaccepteerde, afgewezen en gepeste jongens (links) en meisjes (rechts). Bron: Lorijn et al., 2022.

Nog veel vragen over verschillen tussen jongeren

Er wordt steeds meer duidelijk over de risicofactoren voor eenzaamheid tijdens de COVID-19-pandemie. Toch bestaan er nog veel vragen over de verschillen in eenzaamheid tussen jongeren. We weten bijvoorbeeld dat oudere adolescenten zich eenzamer voelden dan jonge adolescenten, maar exacte verschillen tussen leeftijdscategorieën blijven onduidelijk. Meer inzicht in welke leeftijdsgroepen het meeste risico lopen op eenzaamheid is nodig om de juiste doelgroepen te kunnen ondersteunen bij het tegengaan van eenzaamheid.

Ook weten we nog niet wat de langetermijneffecten van de pandemie zijn op eenzaamheid. Door de schoolsluitingen en het gebrek aan sociaal contact hebben jongeren minder mogelijkheden gehad om sociaal-emotionele vaardigheden te ontwikkelen. Het is nog onbekend hoe snel jongeren deze ontwikkeling na de pandemie inhalen en welke gevolgen dit heeft voor hun verdere sociale leven. Tevens hebben de meeste studies eenzaamheid tijdens de eerste lockdown onderzocht. Het is van belang om eenzaamheid te blijven monitoren tijdens en na de pandemie omdat vooral chronische eenzaamheid schadelijk is.

Eenzaamheid bestrijden

Wat leert ons dit over het bestrijden van eenzaamheid tijdens de COVID-19-pandemie? Ten eerste was een groot deel van de jongeren tijdens de pandemie eenzamer en voelden zij zich eenzamer dan ouderen. Maatregelen zoals schoolsluitingen hebben dus niet alleen effect op de academische ontwikkeling van jongeren, maar ook op hun welzijn en sociaal-emotionele ontwikkeling. Beleidsmakers moeten dit meenemen bij het opstellen van maatregelen. Maatregelen kunnen bijvoorbeeld afgestemd worden op jongeren. Dit kan het best in overleg met de jongeren zelf: betrek hen bij het maken van beleid.

Ten tweede bestaan er grote verschillen tussen jongeren in gevoelens van eenzaamheid tijdens de pandemie. De tot nu toe bekende risicogroepen voor eenzaamheid zijn: oudere jongeren, meisjes, jongeren die eerder eenzaam waren of depressieve klachten hadden, jongeren met een minder goede band met ouders, met een lage sociaaleconomische status, met een lage sociale positie in de klas en jongeren met weinig contact met vrienden tijdens de lockdown. Deze jongeren zijn het meest gebaat bij interventies om eenzaamheid tegen te gaan. Daarnaast maken deze risicogroepen duidelijk dat het onderhouden van contact met vrienden tijdens de lockdown kan helpen om eenzaamheid tegen te gaan.

Lessen voor de toekomst

Tijdens het afzwakken van de pandemie en het heropenen van de samenleving is het van belang dat er extra aandacht is voor jongeren die minder eenzaam waren tijdens de pandemie. Voor hen is het terugkeren naar school en andere sociale activiteiten een uitdaging. Bijvoorbeeld jongeren die eerder gepest werden op school en de lockdown en online scholing vaak als sociaal veilig ervaarden (Schacter, Hoffman, Ehrhardt, & Bakth, 2022), lopen risico om weer gepest of eenzaam te worden bij terugkeer naar school. Voor de meeste jongeren is heropening van de samenleving wenselijk, maar deze specifieke kwetsbare groep heeft hier begeleiding bij nodig.

Het is belangrijk dat er na de pandemie aandacht blijft voor eenzaamheid onder jongeren. Heropenen van scholen is op zichzelf geen interventie, omdat er ook al veel eenzaamheid onder jongeren was voor de pandemie en omdat heropening voor sommige jongeren een echte uitdaging is. Scholen moeten zich actief inzetten om een sociaal veilige omgeving te creëren, relaties tussen klasgenoten te stimuleren en eenzaamheid tegen te gaan. Dit kan bijvoorbeeld door het inzetten van antipestprogramma’s of van buddyprogramma’s voor eerstejaars studenten. Ook het bespreken van eenzaamheid als vast thema bij mentorgesprekken kan helpen. Daarnaast moeten interventies die specifiek gericht zijn op eenzaamheid (in plaats van op een secundaire uitkomst zoals pesten) verder ontwikkeld en geëvalueerd worden (Eccles & Qualter, 2021). Hierbij moet rekening gehouden worden met de grote verschillen tussen jongeren die erop wijzen dat er niet één oplossing is die voor iedereen werkt.

Sociologische bijdragen

Veel onderzoek naar eenzaamheid komt uit de ontwikkelingspsychologie, de sociale psychologie en de pedagogiek. Aanvullende bijdragen vanuit de sociologie zijn veelbelovend. De sociologie is een relevante discipline voor onderzoek naar eenzaamheid omdat het naast een individueel probleem tevens een maatschappelijk probleem is. Eenzame mensen kunnen sociaal geïsoleerd raken waardoor ze minder bijdragen aan de maatschappij en een groter beroep moeten doen op de maatschappelijke voorzieningen. Ook andere maatschappelijke problemen, zoals gezondheidsproblemen en toenemende zorgkosten, kunnen het gevolg zijn van eenzaamheid. Dat eenzaamheid een maatschappelijk probleem is, betekent dat er naast oplossingen in de privésfeer, ook maatschappelijke oplossingen bestaan. Kennis uit de sociologie kan gebruikt worden voor het maken van beleid om eenzaamheid tegen te gaan op mesoen macroniveau, zoals op scholen en in gemeenten. Daarnaast kan een sociologisch perspectief bijdragen aan het verklaren van eenzaamheid vanuit de sociale context. Onderzoek laat bijvoorbeeld zien dat in culturele contexten met hogere verwachtingen van sociale relaties, het moeilijker is om aan deze verwachtingen te voldoen, wat kan leiden tot meer emotionele eenzaamheid (Ten Kate, Bilecen, & Steverink, 2020). Ook de sociale context op nationaal niveau

speelt een rol. Dit werd bijzonder duidelijk tijdens de COVID-19-pandemie, waarin veel mensen niet eenzamer waren omdat ze het gevoel hadden ‘allemaal in hetzelfde schuitje’ te zitten. Eenzaamheid bestaat uit een interactie tussen de maatschappij en het individu en moet als zodanig aangepakt worden.

1 Eenzaamheid is gemeten met een schaal met vijf items, waaronder ‘Ik ben verdrietig omdat ik geen vriend(inn)en heb’. Jongeren konden de items scoren als ‘0 = Nooit; 1 = Soms; 2 = Vaak; 3 = Altijd’. De y-as van figuur 2 geeft de gemiddelde scores op eenzaamheid weer.

Referenties

Alt, P., Reim, J., & Walper, S. (2021). Fall from grace: increased loneliness and depressiveness among extraverted youth during the German COVID-19 lockdown. Journal of Research on Adolescence, 31(3), 678-691.

Bernasco, E. L., Nelemans, S. A., Van der Graaff, J., & Branje, S. (2021). Friend support and internalizing symptoms in early adolescence during COVID-19. Journal of Research on Adolescence, 31(3), 692-702.

Branje, S., & Morris, A. S. (2021). The Impact of the COVID-19 Pandemic on Adolescent Emotional, Social, and Academic Adjustment. Journal of Research on Adolescence, 31(3), 486-499.

Bu, F., Steptoe, A., & Fancourt, D. (2020). Who is lonely in lockdown? Cross-cohort analyses of predictors of loneliness before and during the COVID-19 pandemic. MedRxiv, 186, 31–34.

Danneel, S., Maes, M., Vanhalst, J., Bijttebier, P., & Goossens, L. (2018). Developmental change in loneliness and attitudes toward aloneness in adolescence. Journal of Youth and Adolescence, 47(1), 148-161.

Eccles, A. M., & Qualter, P. (2021). Alleviating loneliness in young people–a meta-analysis of interventions. Child and Adolescent Mental Health, 26(1), 17-33.

EenVandaag. (2018, 27 september). Jongeren voelen zich vaker eenzaam dan ouderen.

https://eenvandaag.avrotros.nl/.

Ellis, W. E., Dumas, T. M., & Forbes, L. M. (2020). Physically isolated but socially connected: Psychological adjustment and stress among adolescents during the initial COVID-19 crisis. Canadian Journal of Behavioural Science/Revue Canadienne Des Sciences Du Comportement, 52(3), 177-187.

Engbersen, R. (2019). Onderbelichte aspecten van eenzaamheid. Movisie. www.movisie.nl.

Hawkley, L. C., & Capitanio, J. P. (2015). Perceived social isolation, evolutionary fitness and health outcomes: a lifespan approach. Philosophical Transactions of the Royal Society B: Biological Sciences, 370(1669), Article 20140114.

Heinrich, L. M., & Gullone, E. (2006). The clinical significance of loneliness: A literature review. Clinical Psychology Review, 26(6), 695-718.

Janssens, J. J., Achterhof, R., Lafit, G., Bamps, E., Hagemann, N., Hiekkaranta, A. P., Hermans, K. S. F. M.,

Lecei, A., Myin-Germeys, I., & Kirtley, O. J. (2021). The Impact of COVID-19 on Adolescents’ Daily Lives: The Role of Parent–Child Relationship Quality. Journal of Research on Adolescence, 31(3), 623-644.

Kinderombudsman (2020, 26 mei). Kinderen zien opvallend vaak ook voordelen van coronabeleid. www.kinderombudsman.nl.

Loades, M. E., Chatburn, E., Higson-Sweeney, N., Reynolds, S., Shafran, R., Brigden, A., Linney, C., McManus,

M. N., Borwick, C., & Crawley, E. (2020). Rapid systematic review: the impact of social isolation and loneliness on the mental health of children and adolescents in the context of COVID-19. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 59(11), 1218-1239.

Lodder, G. (2018, 14 maart). Gerine Lodder on loneliness among adolescents. Rijksuniversiteit Groningen.

www.rug.nl/magazine/articles/2018/gerine-lodder-on-the-importance-of-social-health.

Lorijn, S. J., Laninga-Wijnen, L., Engels, M. C., Lodder, G. M. A., & Veenstra, R. (2022). The Development of Adolescents’ Loneliness during the COVID-19 Pandemic: The Role of Pre-Pandemic Peer Status and During-Pandemic Contacts with Friends. [Manuscript submitted for publication].

Luchetti, M., Lee, J. H., Aschwanden, D., Sesker, A., Strickhouser, J. E., Terracciano, A., & Sutin, A. R. (2020).

The trajectory of loneliness in response to COVID-19. American Psychologist, 75(7), 897-908.

Maes, M., Qualter, P., Vanhalst, J., Van den Noortgate, W., Goossens, L., & Kandler, C. (2019). Gender Differences in Loneliness across the Lifespan: A Meta–Analysis. European Journal of Personality, 33(6), 642-654.

Perlman, D., & Peplau, L. A. (1981). Toward a social psychology of loneliness. Personal Relationships, 3, 31-56. Qualter, P., Vanhalst, J., Harris, R., Van Roekel, E., Lodder, G., Bangee, M., Maes, M., & Verhagen, M. (2015). Lone-

liness across the life span. Perspectives on Psychological Science, 10(2), 250-264.

RIVM (2022). Welbevinden en leefstijl. RIVM. www.rivm.nl.

Salmela-Aro, K., Upadyaya, K., Vinni-Laakso, J., & Hietajärvi, L. (2021). Adolescents’ Longitudinal School Engagement and Burnout Before and During COVID-19-The Role of Socio-Emotional Skills. Journal of Research on Adolescence, 31(3), 796-807.

Schacter, H. L., Hoffman, A. J., Ehrhardt, A., & Bakth, F. (2022). Peer victimization, schooling format, and adolescent internalizing symptoms during the COVID-19 pandemic: Between-and within-person associations across ninth grade. Development and Psychopathology, 1-15.

SCP (2021a). Verwachte gevolgen van corona voor de psychische gezondheid. Sociaal en Cultureel Planbureau. www.scp.nl.

SCP (2021b). Een jaar met corona. Sociaal en Cultureel Planbureau. www.scp.nl.

Ten Kate, R. L. F., Bilecen, B., & Steverink, N. (2020). A closer look at loneliness: why do first-generation migrants feel more lonely than their native Dutch counterparts? The Gerontologist, 60(2), 291-301.

Veenstra, R., & Laninga-Wijnen, L. (2022). The prominence of peer interactions, relationships, and networks. In L. Crockett, G. Carlo, & J. Schulenberg (eds.), APA Handbook of Adolescent and Young Adult Development (p. 227-243). American Psychological Association.

Comments
0
comment
No comments here
Why not start the discussion?