Skip to main content
SearchLoginLogin or Signup

1. Wat Is Wetenschapsfilosofie? Over het belang van filosofie voor wetenschap

Published onJul 21, 2022
1. Wat Is Wetenschapsfilosofie? Over het belang van filosofie voor wetenschap
·

Wat is wetenschap?

De centrale vraag die wetenschapsfilosofen stellen is: wat is wetenschap? Die vraag kan op het eerste gezicht gemakkelijk te beantwoorden lijken. Wetenschappen zijn fysica, chemie, biologie, … en niet muziek, kunst en religie. Dat is uiteraard waar, maar het verlegt enkel de vraag: wat onderscheidt wetenschappelijke domeinen en activiteiten van niet-wetenschappelijke domeinen en activiteiten? Welke kenmerken delen wetenschappen met elkaar en niet met niet-wetenschappelijke domeinen? Wat, met andere woorden, maakt wetenschap tot wetenschap? (Okasha, 2002).

Ook die vraag lijkt misschien eenvoudig te beantwoorden. Wetenschappen pogen om op basis van waarnemingen bepaalde aspecten van de werkelijkheid te verklaren. Dat is zeker geen slecht antwoord. Maar het volstaat niet. Astrologie (horoscopen) probeert ook op basis van waarnemingen aspecten van de werkelijkheid te verklaren, net als religie. Wat is het dan dat wetenschappen tot wetenschap maakt? Wat is het dat wetenschappen van zogenaamde pseudowetenschappen onderscheidt? Die laatste zijn theorieën en praktijken die wetenschappelijk kunnen lijken, maar dat eigenlijk niet zijn (zoals astrologie, creationisme, en bepaalde vormen van alternatieve gezondheidszorg). Tenslotte, moeten we ons ook afvragen welke kenmerken ervoor zorgen dat wetenschappen betrouwbaar zijn, of in elk geval betrouwbaarder dan pseudowetenschappen. Dat zijn (onder meer) de vragen waarin we in dit boek naar toe werken.

Vanuit de vraag wat wetenschap is, volgt echter nog een reeks andere vragen die wetenschapsfilosofen zich stellen. Wat is de relatie tussen wetenschappelijke theorieën en de werkelijkheid? Realisten denken dat wetenschappen de werkelijkheid waarachtig voorstellen of dat ze deze in principe waarachtig kunnen voorstellen. Anti-realisten denken van niet. Volgens hen kunnen wetenschappen enkel juiste voorspellingen maken, maar kunnen we niet stellen dat wetenschappelijk theorieën de werkelijkheid daadwerkelijk representeren (of dat ze die werkelijkheid afbeelden).

Een volgende vraag die vaak door wetenschapsfilosofen vaak wordt gesteld is: hoe evolueren de wetenschappen (of hoe ontwikkelen ze zich)? De wetenschappelijke theorieën van vandaag zijn vaak anders dan die van de negentiende eeuw. Hoe is die verandering tot stand gekomen? Volgens de wetenschapsfilosoof Karl Popper (1963) – die later nogmaals aan bod komt – is dat op een graduele manier. Nieuwe theorieën bouwen verder op de voorgaande theorieën en we mogen dan ook aannemen dat wetenschappen over het algemeen steeds beter (waarachtiger, accurater) de werkelijkheid representeren. Een andere prominente wetenschapsfilosoof, Thomas Kuhn (1970), is het daar niet mee eens. Wetenschappen ondergaan ‘revoluties’, waarbij vrijwel alles dat ervoor kwam opzij wordt gezet.

Dat heeft uiteraard ook belangrijke gevolgen voor de vraag naar wetenschappelijk realisme. Iemand zoals Kuhn is een anti-realist omdat hij wetenschappen als een intellectuele activiteit binnen een zogenaamd paradigma ziet. Zo’n paradigma bestaat uit veronderstellingen waarvoor zelf geen (onderliggend) bewijs is. Na een revolutie wordt er dan van paradigma gewisseld en begint men wederom in een nieuw paradigma. De wetenschappen komen volgens Kuhn dus niet steeds dichter bij de waarheid, maar wisselen enkel van manier om naar de werkelijkheid te kijken (en we kunnen niet zeggen dat het ene paradigma ‘juister’ is dan het andere).

Je vraagt je misschien af wat voor nut dit allemaal heeft voor het beoefenen van specifieke wetenschappen. Dat is een terecht punt. De discussie tussen realisten en anti-realisten verandert weinig tot niets voor het beoefenen van wetenschappen zelf. Maar wetenschapsfilosofen zijn niet enkel bezig met wetenschap in het algemeen; ze denken ook na over specifieke wetenschappen. Zo is er een filosofie van de fysica, een filosofie van de biologie, een filosofie van de psychologie en een filosofie van de economie. In de filosofie van de economie bijvoorbeeld, vragen filosofen zich af of economische modellen objectief de economische werkelijkheid beschrijven. Misschien sluipen er subjectieve waarden in? De waarde die economen aan vrijheid hechten kan hen er bijvoorbeeld toe aanzetten om meer oog te hebben voor efficiëntie dan tekortkoming in (vrije)marktmechanismen of omgekeerd voor economen die morele bedenkingen hebben bij de ongelijkheid die volgt uit een niet gereguleerde markt.

Die subjectiviteit is volgens sommigen onvermijdelijk alleen al vanwege het feit dat economen – net zoals wetenschappers binnen andere domeinen – noodgedwongen selectief zijn in wat ze nu precies meten en weergeven. We kunnen nooit de economie in haar geheel (met al haar complexiteiten en bijzonderheden) weergeven, dus richten we ons op bepaalde aspecten en relaties die we (vaak onbewust) belangrijk vinden. Hetzelfde geldt voor andere wetenschappen. Wetenschappers maken voortdurend keuzes over wat ze gaan bestuderen, welke oorzakelijke verbanden ze willen blootleggen, enz. De keuze voor bepaalde aspecten en verbanden komt voort uit waardeoordelen (wat wetenschappers belangrijk en relevant vinden) en daarom kunnen de wetenschappen volgens sommigen – in tegenstelling tot wat men vaak aanneemt – nooit volledig objectief zijn.

Verder gaan wetenschapsfilosofen, die zich met een bepaalde wetenschap bezighouden, vaak kritisch reflecteren over de veronderstellingen die wetenschappers binnen hun domein maken. In modellen in de klassieke economie gaat men er bijvoorbeeld vanuit dat economische actoren (consumenten en investeerders) op een rationele manier hun ‘utiliteit’ (genot, geluk, waarde) zullen maximaliseren. Men veronderstelt daarbij dat de consument ten alle tijde een rationele kosten-baten analyse maakt wanneer hij voor de keuze staat om al dan niet een bepaald goed te kopen. Hij zal volgens deze visie enkel overgaan tot een aankoop wanneer hij niet in de mogelijkheid is meer utiliteit te halen uit een andere besteding van dezelfde som. Dit beeld van de rationele economische actor werd echter door onderzoek in de zogenaamde gedragseconomie in de laatste decennia sterk onderuitgehaald. We blijken niet de rationele actoren te zijn die de economische modellen veronderstellen. Dat heeft belangrijke gevolgen, waar we later op terug komen.

Want in tegenstelling tot theorieën in bijvoorbeeld de astrofysica, hebben economische theorieën – net als andere theorieën binnen de menswetenschappen, zoals psychologie en sociale wetenschappen – een belangrijke impact op ons leven. Economische theorieën en modellen informeren immers economisch beleid. Wanideeën in de economische wetenschappen leiden tot wanbeleid op maatschappelijk vlak. De verantwoordelijkheid voor de globale economische crisis van 2008 ligt volgens sommigen deels bij de gebrekkige modellen die economen opstelden. Hierdoor beschouwden banken en andere financiële instellingen bepaalde complexe financiële instrumenten als veilig, omdat de modellen het als dusdanig aangaven. Achteraf bleek dat deze modellen het risico heel slecht inschatten. Hetzelfde geldt voor de psychologie en sociale wetenschappen. Slechte theorieën leiden tot slechte praktijken (bijvoorbeeld in de psychotherapie) en tot slecht beleid. We moeten theorieën en modellen dus blijvend in vraag stellen, evenals als de veronderstellingen waarop deze modellen zijn gebaseerd. Ons welzijn hangt er namelijk van af.

Wat is filosofie?

Dat brengt me bij de vraag wat filosofie nu precies is en wat haar nut is. Op de vraag wat filosofie is bestaan er evenveel antwoorden als dat er filosofen zijn. Die vraag beantwoorden is een tak van de filosofie op zichzelf: de zogenaamde ‘filosofie van de filosofie’. Dit boek is echter niet de plaats voor langgerekte bedenkingen over filosofie, en ook met een precieze definitie zal ik niet komen aandraven. Maar het is zinvol om een aantal misvattingen de wereld uit te helpen.

Filosofie bedrijven houdt niet in dat we obscure theorieën formuleren vanuit een ivoren toren. Het betreft ook niet poëtische bedenkingen bij en over de zin van het leven. Of tenminste, dat zou het niet mogen zijn. Filosofie is een manier van denken. Ten eerste is het een rationele manier van denken. In de zogenaamde ‘Westerse’ wereld is de filosofie zo’n 2500 jaar geleden ontstaan toen men voor het eerst probeerde de wereld te begrijpen zonder terug te vallen op mythologische en religieuze verhalen, maar door het eigen begripsvermogen te gebruiken. Wetenschappen zijn ook rationeel en dat is geen toeval: de moderne wetenschappen zijn immers uit de filosofie ontstaan. De eerste moderne wetenschapper, Isaac Newton, beschouwde zichzelf als natuurfilosoof. Ook de vader van de economie, Adam Smith, was een filosoof.

Ten tweede is filosofie kritisch. Het neemt niets zomaar aan, maar stelt alles in vraag. Hier verschilt het in sommige opzichten van de wetenschappen. Ook wetenschappers zijn kritisch ingesteld en zullen theorieën aan empirische testen onderleggen alvorens ze te aanvaarden, maar ze stellen de basisveronderstellingen van hun wetenschap over het algemeen niet in vraag. Dat doen filosofen wel. Filosofie is daarom, in tegenstelling tot wetenschappen, radicaal kritisch. Het stelt de gronden, de fundamenten (radix is de Latijnse term voor ‘wortel’) van elke theorie in vraag.

Tenslotte is het domein van de filosofie ook veel breder dan dat van de afzonderlijke wetenschappen. De wetenschappen hebben een wel afgelijnd domein. Economie, bijvoorbeeld, houdt zich bezig met de verdeling van schaarse middelen (producten en diensten) in de maatschappij. Psychologie houdt zich bezig met menselijk denken en doen en de mentale processen die daarvan aan de basis liggen. Dat is niet het geval voor de filosofie. Het beperkt zich niet tot een bepaald domein. Het kijkt over de grenzen van de verschillende domeinen heen. Zo kan de filosofie een ander perspectief ontwikkelen op bepaalde zaken. Het kan vrij inzichten uit verschillende wetenschappelijke domeinen samenbrengen om zo tot nieuwe inzichten te komen. Het kan bijvoorbeeld inzichten uit de biologie, psychologie, economie, sociologie en antropologie combineren om na te denken over hoe we de maatschappij het best organiseren en maatschappelijke problemen het best aanpakken. (Voor de geïnteresseerden, dat is de opzet van mijn boek ‘De tweede vervreemding’ (Vlerick, 2019) over globalisering en de mogelijkheid tot wereldwijde samenwerking).

Het belang van wetenschapsfilosofie

Het belang van filosofie in het algemeen, en van filosofie voor wetenschappen in het bijzonder, zit hem precies in die reflectieve, kritische houding en dat brede vizier. Filosofie staat in deze zin de wetenschappen bij en vult ze aan. Door te reflecteren over wetenschappelijke theorieën, helpt het belangrijke wetenschappelijke concepten te verhelderen. Zaken die (onterecht) zomaar voor waar worden aangenomen worden in een kritisch daglicht geplaatst en belangrijke bevindingen uit de empirische wetenschappen worden gecombineerd en in een bredere context geplaatst.

Tenslotte is wetenschapsfilosofie ook enorm begaan met het proces van de wetenschappen. Al te vaak wordt de aandacht enkel gevestigd op wat de wetenschappen ons over de wereld vertellen, niet op hoe ze tot die inzichten zijn gekomen. Wetenschapsfilosofie belicht niet enkel wat er op je bord verschijnt (de kant en klare theorieën), maar ook wat er in de keuken gebeurt (hoe die theorieën tot stand komen). Dat is van groot belang om inzicht te krijgen in wat wetenschap tot wetenschap maakt en wat wetenschappen betrouwbaar maakt.

De opzet van dit boek

In een typische cursus wetenschapsfilosofie gaat men in op de vraag wat wetenschap is, door een historisch of thematisch overzicht te geven van wat wetenschapsfilosofen daarover schreven. In dit boek gooi ik het over een andere boeg. De vraag wat wetenschap is en wat het betrouwbaar maakt, beantwoord ik vanuit het perspectief van kritisch denken. Door eerst inzicht te krijgen in ons eigen denken – hoe ons denken ons (op een voorspelbare manier) misleidt en hoe we ons daartegen kunnen wapenen – wordt duidelijk hoe de wetenschappelijke context en methodologie beschermen tegen redeneerfouten en hoe dat proces doorgaans leidt tot steeds meer betrouwbare theorieën.

In het volgende hoofdstuk (‘Voorspelbaar irrationeel’) kom je te weten wat ‘kritisch denken’ nu precies inhoudt, en zal ik, aan de hand van een reeks onderhoudende vraagstukken, aantonen dat je spontane denken je op een voorspelbare manier om de tuin leidt. In hoofdstuk 3 (‘Waarom zijn we irrationeel’?) leg ik uit waarom dat het geval is. In hoofdstuk 4 (‘Irrationaliteit in actie’) leg ik uit hoe die denkfouten tot bepaalde domeinen van irrationaliteit leiden, zoals bijgeloof, samenzweringstheorieën, pseudowetenschappen, en religie. In hoofdstuk 5 (‘Kritisch denken meester worden’), volgt de remedie. Hierin leer ik je redeneerfouten te vermijden en kritisch te denken. In hoofdstuk 6 (‘Het belang van kritisch denken’), zien we wat het belang daarvan is. In hoofdstuk 7 (‘Het belang en de betrouwbaarheid van wetenschap’), tenslotte, koppel ik de verworven inzichten terug naar de vragen waarmee ik dit boek begon, namelijk: wat de wetenschappen tot wetenschap maakt en wat wetenschappen betrouwbaar maakt. In de appendix vind je het nodige materiaal om je vaardigheden als kritisch denker aan te wenden (en aan te scherpen). Je vindt er een lijst met de belangrijkste redeneerfouten, een reeks casussen waarin redeneerfouten aan bod komen die je zelf kan achterhalen en de antwoorden. Je neemt het best de inhoud van de appendix door nadat je hoofdstuk 2 hebt gelezen en voor dat je aan hoofdstuk 3 begint.

Samenvatting

Wat is de centrale vraag van de wetenschapsfilosofie?

‘Wat is wetenschap’?

Welke vragen volgen uit deze centrale vraag?

  • Wat onderscheidt wetenschap van pseudowetenschap en niet wetenschappelijke domeinen?

  • Wat is de relatie tussen wetenschappelijke theorieën en de werkelijkheid?

  • Hoe evolueren de wetenschappen?

Wat is filosofie?

Een manier van denken:

  • Rationeel

  • Radicaal kritisch

  • Met een breed vizier

Wat is het belang van filosofie voor wetenschap?

  • Concepten verhelderen

  • Aannames kritisch evalueren

  • Bevindingen in een bredere context plaatsen

Verder Lezen

Comments
0
comment
No comments here
Why not start the discussion?