Skip to main content
SearchLoginLogin or Signup

Appendix

Published onJul 21, 2022
Appendix
·

Lijst met redeneerfouten

Algemene redeneerfouten

  • Het bevestigingsvooroordeel of de ‘confirmation bias’: De neiging om bevestigende informatie voor onze overtuiging te zoeken, ons deze beter te herinneren, en informatie te interpreteren in het licht van eerder gevormde overtuigingen.

  • Irrationele cognitieve dissonantiereductie: Wanneer informatie uit de werkelijkheid tegen onze overtuigingen in gaat zijn we geneigd om die informatie op zo een manier te interpreteren dat het toch in lijn ligt met onze overtuiging.

  • Overconfidence bias: We overschatten de accuraatheid van onze overtuigingen en inschattingen.

  • Dunning-Kruger effect: De neiging voor leken om hun kennis van iets te overschatten en van experts om hun kennis te onderschatten.

  • Bias blind spot: We detecteren redeneerfouten veel gemakkelijker bij anderen dan bij onszelf.

  • Zelfoverschatting: We overschatten onze talenten en vooruitzichten in het leven.

  • Belief bias: De validiteit van een argument aannemen gewoon omdat het besluit plausibel klinkt of omdat je akkoord gaat met het besluit.

  • Hindsight bias: We overschatten de waarschijnlijkheid die we voor het voltrekken van een gebeurtenis aan die gebeurtenis zouden toegekend hebben eens dat die gebeurtenis plaatsgevonden heeft.

  • Stereotypering: Verwachten dat een individu van een bepaalde groep bepaalde kenmerken heeft (geassocieerd me de groep) zonder informatie over die persoon te hebben.

Redeneerfouten van investeerder en/of consument

  • Choice supportive bias (of post purchase rationalization): We herinneren de keuzes die we in het verleden gemaakt hebben als beter dan ze eigenlijk waren.

  • Endowment effect: We kennen meer waarde aan iets toe gewoon omdat we het bezitten.

  • Bandwagon effect (= ingroup bias): We nemen overtuigingen te snel over wanneer die komen van mensen in onze groep en volgen het gedrag / de beslissingen / de meningen van de groep blindelings.

  • Anchoring: We laten onze inschattingen sterk beïnvloeden door een gegeven stuk informatie (zelfs als er geen enkele link is tussen die informatie en onze inschatting).

  • Framing effect: Verschillende conclusies trekken op basis van dezelfde informatie omdat het anders gepresenteerd wordt.

  • Loss aversion: De negatieve impact van een verlies voelen we sterker dan de positieve impact van een winst van dezelfde grootte als het verlies.

  • Sunk cost fallacy: Het in rekening brengen van begane en niet recupereerbare kosten in de beslissing om al dan niet door te gaan met een project (en er dus verder in te blijven investeren).

Statistische / mathematische redeneerfouten

  • Statistische redeneerfouten: We zijn slecht in het intuïtief inschatten van waarschijnlijkheid.

  • Base rate fallacy: We hebben de neiging om ‘base rates’ te negeren in het inschatten van de waarschijnlijkheid dat iets zich voordoet. In het algemeen blijken we vaak blind voor algemene, impliciete informatie en focussen we uitsluitend op specifieke, expliciete informatie.

  • Availability bias: We overschatten de waarschijnlijkheid dat iets zich zal voordoen wanneer het gemakkelijk voor de geest te halen is.

  • Gambler’s fallacy: Het verwachten van een statistische correctie wanneer dat niet aan de orde is.

  • Hyperactieve patroon detectie: Patronen zien in willekeurige series.

  • Exponentiële redeneerfouten: We onderschatten exponentiële groei omdat we gewoon zijn aan lineaire groei.

Detecteer de redeneerfouten

  1. Jan is linkshandig. Geregeld vertelt zijn moeder hem dat linkshandigen gemiddeld intelligenter en creatiever zijn dan rechtshandigen. Hij wordt steeds meer overtuigd dat zijn moeder het bij het rechte eind heeft, want hij heeft inmiddels talloze intelligente en creatieve linkshandigen ontmoet.

  2. Joe is een verwoed basketbal fan die graag wedt op de uitkomst van wedstrijden. Hij kijkt al jaren naar zo goed als alle NBA wedstrijden. Door de jaren heen merkte hij het volgende op: degene die het eerste punt maakt, wint doorgaans de wedstrijd. Vanavond wedt hij op de wedstrijd tussen de LA Lakers en de Chicago Bulls, en de Lakers scoren het eerste punt. Dus zet hij alles in op de Lakers.

  3. Brian studeert aan de universiteit en gaat geregeld naar een politieke debatclub waar hij met medestudenten het reilen en zeilen van de Amerikaanse politiek analyseert. De eerste meeting die ze hebben na de verkiezing van Trump (zo’n 5 weken erna), zegt John – die graag het grote woord voert – ‘You didn’t have to be a political genius to see that Trump would be elected. You could see the frustration of white, poor Americans grow over the last decennia and Trump played right into that.’ John’s stelling verbaast Brian want op hun laatste bijeenkomst – 3 weken voor de verkiezingen – was iedereen het er unaniem over eens dat Hillary Clinton het zou halen. Aan welke bias valt John ten prooi?

  4. Piet is een student economie die reeds wat geld opzij heeft gezet. Hij wil dat geld beleggen in aandelen van een biotech bedrijf. Hij koopt de aandelen aan €12 per aandeel. Na een jaar is de koers gezakt tot €8 per aandeel. Piet weigert zijn aandelen te verkopen ondanks het feit dat er geen aanwijzingen zijn dat de koers weer zal stijgen. Aan welke bias valt hij ten prooi?

  5. Kurt is 16 jaar oud en heeft in de vakantie 1 maand stagegelopen in een garage. Daar moest hij vooral auto’s schoonmaken, en mocht hij af en toe eens toekijken hoe auto’s werden hersteld. Wanneer drie maanden later de auto van zijn vader niet meer wil opstarten, is hij ervan overtuigd dat hij deze zelf kan herstellen. Hij ziet zichzelf immers als een volleerde monteur.

    1. Maarten rookt graag marihuana. Een vriend die ook rookt vertelt hem dat marihuana creativiteit bevordert. Maarten beslist dit vervolgens zelf te onderzoeken. Hij raadpleegt Google, typt ‘marihuana enhances creativity’ in, en is bevestigd in zijn overtuiging: hij vindt een eindeloze reeks aan websites, blogs en artikels die inderdaad stellen dat marihuana creativiteit bevordery. Welke redeneerfout maakt hij hier?

    2. Enkele jaren later blijkt dat zijn vriend Piet, eveneens een softdruggebruiker, niet slaagt voor zijn toelatingsproef voor de toneelschool (een proef die creativiteit vereist). De ouders van Piet sturen hem naar een psycholoog. Deze wijdt het falen van Piet in de creativiteitstest aan overmatig marihuana gebruik. Maarten verneemt dat en concludeert dat het niet zozeer de marihuana is die Piet deed falen voor de test, maar het chronisch slaaptekort door nachtenlang (weliswaar met een jointje) te gamen. Welke redeneerfout maakt hij hier?

  6. Je wil een nieuwe telefoon kopen. Na lang rondkijken in de winkel, bijgestaan door een ijverige verkoper, beslis je model X te kopen. Je bent heel blij met de aankoop en toont de nieuwe telefoon trots aan jouw vrienden. Een vriend vraagt jou of dat model de nieuwe panoramische camera functie heeft. Je zegt snel ‘ja’, maar eigenlijk weet je het niet. Je hoopt van wel. ’s Avonds neem je de handleiding erbij en ontdek je dat die panoramische functie er niet op zit. ‘Nee toch’ roep je uit, maar al snel bedenk je dat je dit toch niet nodig hebt en dat die panoramische functie een verkooptrucje is. Iedereen weet dat je met smartphones geen echte, mooie panoramische foto’s kan maken.

  7. Een marketingbureau raadt het automerk Tesla aan om in reclamespots te overdrijven hoeveel mensen reeds een Tesla hebben besteld. Welke bias hopen ze hiermee te kunnen uitbuiten?

  8. John is een Amerikaan die niet gelooft dat er zoiets als klimaatopwarming aan de gang is. Onlangs hoorde hij een Republikeinse gouverneur zeggen: ‘Last month of august I had to put on a sweater every single night. Imagine… In the middle of the summer! Therefore, climate change cannot be happening.’ John vond dat een sterk en valide argument en gebruikt het nu zelf in discussies over klimaatopwarming.

  9. Een nieuw biotech bedrijf kondigt aan dat het een fantastisch product op de markt zal brengen en het product wordt enorm gehypet. Het bedrijf trekt enorm veel investeringen aan, ondanks het feit dat slechts 20% van de beginnende biotech bedrijven ooit winstgevend worden.

  10. De Albert Heijn heeft massaal een nieuwe Chileense wijn aangekocht en hoopt daar een mooie winst op te boeken. Ze kopen de wijn aan voor €2,50 per fles en willen hem verkopen aan €6 per fles. De wijn verkoopt echter slecht. Een marketingbureau raadt hen aan om naast die wijn aan de ene kant hun goedkoopste (en niet zo fraai uitziende flessen) te zetten en aan de andere kant hun veel duurdere (en voor de meeste mensen onbetaalbare) flessen. Welke bias proberen ze hier uit te buiten?

    1. Linda en Greet beginnen een startup. Bij aanvang investeren ze beiden €20 000 in het project. Na het eerste jaar is dat geld volledig opgebruikt (ze hebben een kantoorruimte gehuurd en bemeubeld, marketingkosten gemaakt, enz.). De startup genereert spijtig genoeg nog altijd zo goed als niets. Als ze er geen extra kapitaal inpompen dan is het game over. Ze besluiten hun ouders te vragen om extra middelen want ze gaan het naar eigen zeggen ‘nu toch niet opgeven, we hebben er al zoveel moeite en geld ingestoken’. Welke redeneerfout maken ze?

    2. Daarenboven, voegen ze eraan toe, hebben we over heel wat startups gelezen die het ook heel moeilijk hadden in het begin en nu een groot succes zijn. Welke redeneerfout maken ze hier?

  11. 5% van de levenslange rokers krijgt longkanker. Onlangs kwam er een artikel uit waarin de CEO van Philip Morris aan het woord was. Hij had het over de onterechte demonisering van de tabaksindustrie. Hij benadrukte dat tabak een genotsproduct is en voegde eraan toe dat de overgrote meerderheid van de rokers, zo’n 95%, geen longkanker krijgt. Welke bias buit de CEO uit?

  12. Een vriend van jou heeft een ticket voor een concert maar kan niet gaan. Hij geraakt het nergens kwijt en vraagt hoeveel jij ervoor wil geven. Maximum €30 maak je voor jezelf uit en de vriend gaat akkoord. Je koopt het ticket voor €

  13. Een dag voor de aanvang van het concert, biedt iemand €40 voor jouw ticket. Je weigert het te verkopen.

  14. Sabine heeft reeds drie kinderen en is zwanger van haar vierde. Haar eerste drie kinderen zijn telkens meisjes. Ze vraagt aan haar twee zussen om het geslacht te raden. Sandra, de oudste zus van Sabine, denkt dat het een jongen zal zijn. Want vier meisjes na elkaar, dat zou toch echt té straf zijn.

  15. Er komt een nieuwe machine op de markt die test of geldbriefjes echt of vals zijn. Een grote marketingcampagne wordt opgezet om de machine aan winkels te verkopen. Daarin wordt uitgepakt met het feit dat de machine 99,999% van het valse geld detecteert. Dat lijkt heel accuraat. Veel winkels kopen daarom de machine. Wat zijn deze winkels echter vergeten na te gaan en welke redeneerfout maken ze daarom?

  16. Henk denkt dat vrouwen slechte chauffeurs zijn. Hij raakt daar steeds meer van overtuigd. Talloze keren zag hij naar eigen zeggen een vrouw die heel slecht manoeuvreerde op de weg.

    1. Kurt gelooft dat gluten schadelijk voor de gezondheid zijn en voert daar een gesprek over met zijn vriendin An. Hij probeert haar te overtuigen door te wijzen op het feit dat twee vrienden onlangs gestopt zijn met het eten van gluten en zich naar eigen zeggen veel beter voelen. An heeft een cursus kritisch denken gevolgd en merkt op dat hij een redeneerfout maakt. Welke redeneerfout maakt Kurt?

    2. An wijst hem op die redeneerfout, maar Kurt weigert in te zien dat er iets fout is met zijn redenering. ‘Zijn denken’, zo vertelt hij aan An, ‘is altijd rationeel’. ‘In tegenstelling tot vele anderen trouwens’, voegt hij eraan toe. Welke redeneerfout maakt Kurt hier?

  17. Lang geleden leefde er een Indische Maharadja die heel graag schaakte. Hij was altijd op zoek naar nieuwe opponenten. Om hen te motiveren beloofde hij hun een prijs indien ze van hem konden winnen. Meestal was dat een koperen beker of een halssnoer voor hun vrouw. Op een dag kwam een bedelaar bij de Maharadja om te schaken. De Maharadja stelde hem een beker voor die hij zou meekrijgen bij overwinning. De bedelaar sloeg het aanbod echter af en zei: ‘Hooggeachte Maharadja, het enige wat ik wil is wat rijst. Gaat u ermee akkoord om 1 rijstkorrel op het eerste vak van het schaakbord te leggen en dan telkens het dubbele aantal op het daaropvolgende vak (dus 2,4,8, enz.) tot het hele schaakbord gevuld is?’ De Maharadja stemde toe en dacht dat hij er deze keer goedkoop van af kwam als hij zou verliezen. Welke redeneerfout maakt de Maharadja? 1

Antwoorden

  1. Zelfoverschatting en de confirmation bias

    Zelfoverschatting: We overschatten onze talenten en vooruitzichten in het leven.

    Jan overschat zijn creativiteit als linkshandige.

    De confirmation bias: De neiging om bevestigende informatie voor onze overtuiging te zoeken, ons deze beter te herinneren, en informatie te interpreteren in het licht van eerder gevormde overtuigingen.

    Jan ziet enkel de bevestiging: linkshandige mensen die hij tegenkomt en die intelligent en creatief zijn, onthoudt hij en dat versterkt zijn overtuiging.

  2. Hyperactieve patroon detectie, confirmation bias en overconfidence bias

    Hyperactieve patroon detectie: Patronen zien in willekeurige series.

    Er is geen relatie tussen het eerste punt scoren en winnen; toch denkt Joe dat er een relatie is.

    De confirmation bias: Door de jaren heen heeft Joe de bevestiging gezien en onthouden en het tegenbewijs niet gezien of snel vergeten.

    De overconfidence bias: We overschatten de accuraatheid van onze overtuigingen en inschattingen.

    Joe overschat de kans dat hij de winnaar van de wedstrijd voorspelt en zet daarom ‘alles in’.

  3. Hindsight bias: We overschatten de waarschijnlijkheid die we voor het voltrekken van een gebeurtenis aan deze gebeurtenis (zouden) toegekend hebben, eens dat die gebeurtenis plaatsvond.

    John redeneert achteraf dat hij (voor de verkiezingen) de overwinning van Trump aan zag komen, maar dat is onjuist.

  4. Loss aversion: De negatieve impact van een verlies voelen we sterker dan de positieve impact van een winst van dezelfde grootte als het verlies.

    Piets verlies voelt onprettig voor hem, waardoor hij de neiging heeft om zijn aandelen niet te verkopen onder de aankoopprijs, alhoewel hij dat beter zou doen, want er is geen aanwijzing dat de prijs weer van het aandeel weer zal stijgen.

  5. Dunning-Kruger effect: De neiging voor leken om hun kennis van iets te overschatten en van experts om hun kennis te onderschatten.

    Kurt is duidelijk geen expert en overschat zijn eigen kennis.

    1. De confirmation bias: Maarten gaat – onkritisch – enkel op zoek naar bevestiging van zijn overtuiging.

    2. Irrationele cognitieve dissonantiereductie: Wanneer informatie uit de werkelijkheid tegen onze overtuigingen ingaat, zijn we geneigd om die informatie op zo een manier te interpreteren dat het toch in lijn ligt met onze overtuiging.

      Maarten krijgt informatie die zijn overtuiging weerlegt, maar probeert zijn overtuiging te redden van falsificatie door een andere interpretatie te geven aan de feiten.

  6. Choice supportive bias (ook wel: post purchase rationalization): We herinneren ons de keuzes die we in het verleden gemaakt hebben als beter dan ze eigenlijk waren.

    Omdat je (zonder het te weten) een telefoon zonder panoramische functie gekocht hebt, beredeneer je dat je die functie toch niet wil (terwijl je die functie er eigenlijk wel graag had bij had gehad). Je rationaliseert dus dat je een goede aankoop deed, terwijl dat eigenlijk niet het geval is.

  7. Bandwagon effect: We nemen overtuigingen te snel over wanneer die komen van mensen in onze groep en volgen het gedrag / de beslissingen / de meningen van de groep blindelings.

    De reclame wil het doen overkomen dat veel mensen in de eigen groep al zo’n auto gekocht hebben in de hoop dat anderen volgen.

  8. Belief bias: De validiteit van een argument aannemen gewoon omdat het besluit plausibel klinkt of omdat je akkoord gaat met het besluit.

    John neemt een slecht argument onkritisch over (op basis van subjectieve temperatuurperceptie over een korte periode op een bepaalde plaats kunnen we geen globale klimaattrends vaststellen) omdat hij akkoord gaat met het besluit.

  9. Base rate fallacy: We hebben de neiging om ‘base rates’ te negeren bij het inschatten van de waarschijnlijkheid dat iets zich zal voordoen. In het algemeen blijken we vaak blind voor algemene, impliciete informatie en focussen we uitsluitend op specifieke, expliciete informatie.

    De investeerders houden geen of te weinig rekening met het feit dat slechts 20% van de beginnende biotech bedrijven ooit winstgevend wordt (die 20% is de base rate).

  10. Anchoring: We laten onze inschattingen sterk beïnvloeden door een gegeven stuk informatie (zelfs als er geen enkele link is tussen die informatie en onze inschatting). (Anchoring is een vorm van framing).

    Als de wijn alleen staat, zien mensen die als te duur voor de kwaliteit van de wijn (de wijn wordt immers niet verkocht). De hoop is dat als je de wijn naast een hele dure wijn zet deze wijn als goedkoop ervaren wordt, en door er nog een veel minder fraaie fles wijn naast te zetten, zal men denken dat deze wijn beter is.

    1. Sunk cost fallacy: Het in rekening brengen van begane en niet recupereerbare kosten in de beslissing om al dan niet door te gaan met een project (en er dus verder in te blijven investeren).

      Linda en Greet nemen hun beslissing om door te gaan mede op basis van het feit dat ze er al heel veel geld in gestoken hebben. Dat is irrationeel aangezien ze enkel de verwachte winsten van de nieuwe investering in rekenschap zouden moeten brengen.

    2. Availability bias: We overschatten de waarschijnlijkheid dat iets zich zal voordoen wanneer het gemakkelijk voor de geest te halen is.

      Doordat Linda en Greet veel gelezen hebben over succesvolle startups (de enige die in de media komen), overschatten ze de kans dat startups (zelfs met een moeilijk begin) slagen en dat dit dus ook voor hun startup het geval zal zijn.

  11. Framing effect: Verschillende conclusies trekken op basis van dezelfde informatie omdat het anders gepresenteerd wordt.

    De CEO verwoordt de statistieken op zo’n manier (95% krijgt geen longkanker) om het beeld te schetsen dat de gezondheidsrisico’s van roken meevallen. Stellen dat 1 op 20 rokers longkanker krijgt (wat op exact hetzelfde neerkomt) zou veel alarmerender klinken, en dus wellicht meer mensen overtuigen om te stoppen met roken.

  12. Endowment effect: We kennen meer waarde aan iets toe gewoon omdat we het bezitten.

    Voordat je het kaartje kocht, vond je het maximaal €30 waard, maar nu je het in jouw bezit hebt, is het ineens meer dan €40 waard (want je weigert het te verkopen voor €40).

  13. Gambler’s fallacy: Het verwachten van een statistische correctie wanneer dat niet aan de orde is.

    De kans op een meisje of een jonger is iedere keer hetzelfde. De eerdere geboortes van meisjes maken het niet waarschijnlijker dat het deze keer een jongen zal zijn. Het geslacht van de vorige kinderen doet er niet toe en een statistische correctie verwachten is irrationeel.

  14. Statistische redeneerfouten: We zijn slecht in het intuïtief inschatten van waarschijnlijkheid (of in statistisch redeneren).

    Men is vergeten na te gaan hoeveel echt geld de machine als ‘echt’ detecteert. Je kan een machine maken die bij elk briefje ‘vals’ zegt, en dus 100% accuraat is in het detecteren van vals geld.

  15. Stereotypering en de confirmation bias

    Stereotypering: Verwachten dat een individu van een bepaalde groep bepaalde kenmerken heeft (die geassocieerd worden met mensen uit die groep) zonder informatie over die persoon te hebben.

    Henk verwacht ten onrechte dat elke vrouw aan zijn stereotype beantwoordt.

    Confirmation bias: (zie boven)

    Hij is er steeds meer van overtuigd dat vrouwen slechte chauffeurs zijn omdat hij meer open staat voor bevestigende informatie (vrouwen die slecht rijden) en zich dergelijke gevallen beter herinnert dan tegenbewijs (vrouwen die goed rijden / mannen die slecht rijden).

    1. Confirmation bias: (zie boven)

      An maakt aan Kurt duidelijk dat hij niet enkel naar bevestiging van zijn overtuiging moet zoeken (de twee vrienden die zich beter voelen op een glutenvrij dieet), maar ook naar mogelijk tegenbewijs.

    2. Bias blind spot: We detecteren redeneerfouten veel gemakkelijker bij anderen dan bij onszelf.

      Kurt is blind voor zijn eigen redeneerfout en denkt dat anderen meer redeneerfouten maken dan hijzelf.

  16. Exponentiële redeneerfouten: We onderschatten exponentiële groei, omdat we gewend zijn aan lineaire groei.

    De Maharadja onderschat hoeveel rijst hij op het schaakbord zou moeten leggen omdat hij exponentiële groei onderschat. Op het 64ste en laatste schaak vak alleen al zou de Maharadja 18 000 000 000 000 000 000 rijstkorrels moeten leggen. Dat is meer dan 210 miljard ton. Daarmee kan je heel India een meter diep bedekken, en dat is veel meer rijst dan dat er over de hele wereldgeschiedenis samengeteld is geproduceerd!

Comments
0
comment
No comments here
Why not start the discussion?