Skip to main content
SearchLoginLogin or Signup

Werk-familie conflict, opvoedgedrag en de ouder-kind relatie tijdens corona

Published onJan 01, 2022
Werk-familie conflict, opvoedgedrag en de ouder-kind relatie tijdens corona
·

Abstract

Tijdens de eerste COVID-19-lockdown in maart 2020 in Nederland sloten scholen en de kinderopvang. Van ouders werd gevraagd zo veel mogelijk thuis te werken en tegelijkertijd voor hun kinderen te zorgen en thuisonderwijs te bieden. In dit hoofdstuk hebben wij onderzocht in hoeverre dit leidde tot een toename in conflict tussen werk en familie onder ouders met jonge kinderen. De bevindingen laten zien dat veel ouders in toenemende mate conflict tussen werk en familie hebben ervaren, en dat deze toename het sterkst was voor moeders en hogeropgeleide ouders.

Om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, ging in maart 2020 Nederland voor de eerste keer in lockdown. Deze lockdown hield onder andere in dat gedurende twee maanden de scholen en kinderopvang hun deuren sloten, en dat werknemers gevraagd werd vanuit huis te werken tenzij het echt niet anders kon. Voor veel Nederlanders hadden deze maatregelen verregaande gevolgen, en dat gold zeer zeker ook voor werkende ouders met jonge kinderen. Van hen werd tijdens de lockdown veelal verwacht dat ze hun werktaken uit bleven voeren, terwijl ze tegelijkertijd voor hun kinderen zorgden. Bovendien werd van hen verlangd dat ze ondersteuning boden bij het thuisonderwijs aan hun kinderen.

Daarom hebben we in ons onderzoek gekeken of het conflict tussen werk en familie toenam tijdens de coronaperiode in vergelijking met de periode daarvoor. We keken voor welke ouders deze toename het sterkste was (voor vaders of moeders, voor hoogopgeleide of middenen lageropgeleide ouders) en of deze toename in conflict samenhing met opvoedgedrag en de ouder-kindrelatie. Om deze vragen te onderzoeken, maakten we gebruik van longitudinale data verzameld onder honderd gezinnen uit Rotterdam met een kind van drie jaar (met eventuele broertjes en zusjes). De eerste dataverzameling vond plaats tussen mei 2018 en januari 2020, dus voordat corona uitbrak in Nederland. De tweede wave vond plaats tussen 15 april en 11 mei 2020, tijdens de eerste coronalockdown. Tijdens de eerste wave was het kind gemiddeld drie jaar en vijf maanden, en tijdens de tweede wave vier jaar en acht maanden. We hebben alleen ouders geselecteerd die tijdens beide waves werkten, waardoor we uitkwamen op vijfenvijftig moeders en zesenzeventig vaders.

Een toename van werk-familie conflict?

Vóór de coronacrisis hadden veel ouders al het gevoel dat ze door hun familieverantwoordelijkheden niet genoeg tijd en energie aan hun werk konden besteden, het zogeheten familie-werk conflict. Andersom hadden veel ouders eveneens het gevoel dat ze door hun werk niet voldoende tijd en aandacht aan hun gezin konden besteden, het zogeheten werk-familie conflict (Shockley, Shen, DeNunzio, Arvan, & Knudsen, 2017). We hadden de verwachting dat beide vormen van conflict tijdens de lockdown zouden toenemen. We verwachtten vooral een toename in familie-werk conflict.

Onze bevindingen laten zien dat beide vormen van conflict toenamen in de periode voor corona en de eerste coronalockdown. Gemeten op een schaal van 1 tot 5, waarbij 1 staat voor geen conflict en 5 staat voor erg veel conflict, vonden we dat familie-werk conflict significant toenam van 2.4 naar 3.2 punten. Ook vonden we een toename van werk-familie conflict, maar deze toename was minder sterk, namelijk van 2.91 naar 3.14, en bovendien niet significant.

Vooral voor moeders of juist voor vaders?

De vraag die we ons vervolgens stelden was of deze toename van werk-familie conflict en familie-werk conflict voor alle ouders even sterk zou zijn. Wat betreft verschillen tussen vaders en moeders kan enerzijds verwacht worden dat de toename in beide vormen van conflict sterker zou zijn voor moeders dan voor vaders. Deze verwachting is gebaseerd op het feit dat in Nederland moeders nog steeds een groter gedeelte van de zorg voor kinderen op zich nemen dan vaders (Den Dulk & Yerkes, 2016). Aangezien vooral de zorgtaken toenamen tijdens de lockdown, is het goed mogelijk dat voornamelijk moeders deze toegenomen zorgtaken op zich namen. Dit zorgt voor een sterkere conflicttoename onder moeders dan onder vaders.

Anderzijds kan verwacht worden dat de toename van conflict sterker is voor vaders dan voor moeders, aangezien mannen in Nederland gemiddeld meer uren werken dan vrouwen (CBS, 2020). Door dit hogere aantal werkuren kan het juist voor vaders extra moeilijk zijn om te voldoen aan de toegenomen verwachtingen over zorg en thuisonderwijs voor de kinderen (zie bijvoorbeeld hoofdstuk 8 van Remery, André en Yerkes) in deze bundel). Onze bevindingen in figuur 1 laten zien dat de toename in beide vormen van conflict sterker was onder moeders dan onder vaders. Deze verschillen tussen moeders en vaders zijn significant.

Figuur 1

Veranderingen in familie-werk conflict en werk-familie conflict voor vaders en moeders. +p < 0.1, *p < 0.05, **p < 0.01, ***p < 0.001

Verschillen aan de hand van opleidingsniveau

Naast verschillen tussen vaders en moeders, is er reden om aan te nemen dat de verwachtte toename in conflict sterker zal zijn voor hogeropgeleide ouders in vergelijking met middenen laagopgeleide ouders. Hiervoor zijn twee gerelateerde redenen aan te wijzen. Ten eerste werken hogeropgeleide ouders gemiddeld meer uren per week dan middenen lager-opgeleide ouders (CBS, 2020). Ten tweede hebben hogeropgeleide ouders dikwijls intensievere normen ten opzichte van het ouderschap. Zij zien het vaker als hun taak om hun kinderen actief te stimuleren in hun ontwikkeling (Lareau, 2002) Deze intensieve normen wat betreft de opvoeding kunnen ervoor zorgen dat hogeropgeleide ouders hogere eisen aan zichzelf stellen wat betreft het thuisonderwijs, terwijl ze tegelijkertijd gemiddeld genomen ook meer uren aan hun werk besteden tijdens de lockdown dan middenen laagopgeleide ouders. Beide redenen maken het aannemelijk dat onder hoogopgeleide ouders een grotere toename van beide vormen van conflict tussen werk en familie te zien zal zijn.

De bevindingen, te zien in figuur 2, laten inderdaad zien dat familie-werk conflict sterker toenam onder de hoogopgeleide ouders dan onder de midden- en lageropgeleide ouders. Voor werk-familie conflict vonden we een toename onder hogeropgeleide ouders en een lichte daling onder midden- en lageropgeleide ouders. Deze verschillen naar opleidingsniveau in veranderingen van conflict waren statistisch significant.

Chart, bar chart
Figuur 2

Veranderingen in familie-werk conflict en werk-familie conflict aan de hand van opleidingsniveau. +p < 0.1, *p < 0.05, **p < 0.01, ***p < 0.001.

Vooral een toename in conflict voor hogeropgeleide moeders

Vervolgens keken we ook naar de gecombineerde patronen van opleidingsniveau en geslacht. Voor beide soorten conflict zagen we grofweg dezelfde ordening, zichtbaar in figuur 3. Voor familie-werk conflict was de toename het sterkst voor hogeropgeleide moeders, gevolgd door middenen lageropgeleide moeders, gevolgd door hoger-opgeleide vaders. Voor middenen lageropgeleide vaders werd geen significante toename gevonden. Wat betreft werk-familie conflict zagen we wederom de sterkste toename onder hogeropgeleide moeders, geen significante toename onder middenen laagopgeleide moeders of hoogopgeleide vaders, en zelfs een kleine significante afname onder middenen laagopgeleide vaders. Een mogelijke verklaring voor deze afname is dat laagopgeleide ouders vaker een traditionele rolverdeling hebben waarbij de opvoedtaken voornamelijk op de schouders van de moeder rusten.

Application, bar chart Description automatically generated
Figuur 3

Veranderingen in familie-werk conflict (A) en werk-familie conflict voor vaders en moeders en aan de hand van opleidingsniveau. +p < 0.1, *p < 0.05, **p < 0.01, ***p < 0.001.

Samenhang met opvoedgedrag en ouder-kindrelatie

Deze veranderingen (met name toename) in werk-familie en familie-werk conflict kunnen mogelijk eveneens samenhangen met hoe ouders omgaan met hun kinderen. Eerder onderzoek laat zien dat ouders die meer conflict tussen werk en familie ervaren vaak meer stress ervaren (Nohe, Meier, Sonntag, & Michel, 2015). Deze stress kan ervoor zorgen dat ouders eerder gefrustreerd raken, wat door kan sijpelen in hun opvoedgedrag en de ouder-kindrelatie. Deze stress kan er ook toe leiden dat ouders zich meer (emotioneel) terugtrekken uit het gezinsleven. Daarbovenop verwachtten we dat tijdens de coronalockdown de relatie tussen enerzijds werk-familie conflict en familie-werk conflict en anderzijds opvoedgedrag en de ouder-kindrelatie zelfs nog sterker zou kunnen zijn dan voor de lockdown. Onder normale omstandigheden konden ouders bijvoorbeeld gaan sporten of een avondje uit eten om stoom af te blazen, of ze konden steun zoeken bij familie en vrienden. Dit kon zorgen voor een minder sterke invloed van conflict op opvoedgedrag (Leinenen, Solantaus, & Punamäki, 2003). Echter, tijdens de lockdown waren de sporten uitgaansmogelijkheden beperkt en werd fysiek sociaal contact afgeraden.

We hebben gekeken naar de perceptie van de ouders op de ouder-kindrelatie, positieve aanmoediging van ouders (bijvoorbeeld het complimenteren van goed gedrag) en dwingend opvoedgedrag (bijvoorbeeld het schreeuwen tegen kinderen als deze zich misdragen). De bevindingen in figuur 4 laten zien dat de relatie tussen moeder en kind een klein beetje minder goed werd tijdens corona. Dwingend opvoedgedrag en positieve aanmoediging veranderden niet significant. Bovendien vonden we dat werk-familie conflict samenhing met meer positieve aanmoediging (alleen tijdens wave 1) en een minder goede ouder-kindrelatie. Meer familie-werk conflict hing samen met meer dwingend opvoedgedrag. Tijdens de eerste lockdown zorgden ouders er over het algemeen voor dat de toename in werk-familie en familie-werk conflict niet doorsijpelde in het opvoedgedrag en de ouder-kindrelatie.

Figuur 4

Veranderingen in opvoedgedrag voor vaders en moeders. +p < 0.1, *p < 0.05, **p < 0.01, ***p < 0.001.

Wat weten we al wel en wat nog niet?

We weten door dit onderzoek dat over het algemeen beide vormen van conflict tussen werk en familie tijdens de eerste lockdown toenamen in vergelijking met voor de lockdown. Dit was vooral het geval onder hogeropgeleide moeders en het minst onder midden- en lageropgeleide vaders. Onze sample was niet groot genoeg om tot in detail uit te pluizen waar deze verschillen precies vandaan komen. Theoretisch is dit wellicht te verklaren door de verschillen in werkuren; de verschillen in ouderschapsideologieën tussen hoger- en midden- en lageropgeleide ouders; en de verschillen tussen vaders en moeder in verantwoordelijkheid voor de zorg van kinderen. Verder hebben wij in ons onderzoek alleen gelet op gezinnen waarvan beide ouders nog samen zijn. Het is goed mogelijk dat het voor alleenstaande ouders nog moeilijker was om het werk-familie conflict en familie-werk conflict niet te laten doorwerken in hun opvoedgedrag en de ouder-kindrelatie. Daarnaast hebben we in dit onderzoek niet specifiek naar verschillende beroepssectoren kunnen kijken. Er zijn twee belangrijke aspecten waartussen onderscheid kan worden gemaakt. Ten eerste is dat het verschil tussen essentiële beroepen en niet-essentiële beroepen. Ouders in essentiële beroepen hebben gebruik kunnen maken van de noodopvang voor kinderen op scholen en op de kinderopvang. Dit heeft wellicht tot minder werk-familie conflict of familie-werk conflict geleid. Tijdens de eerste lockdown brachten echter niet alle ouders die daarvoor in aanmerking kwamen hun kinderen naar de noodopvang. Extra analyses laten zien dat gebruik kunnen maken van noodopvang niet uitmaakte voor werk-familie en familie-werk conflict. Ten tweede is er het onderscheid tussen ouders die wel en niet vanuit huis konden werken. Enerzijds kan vanuit huis werken zorgen voor meer conflict aangezien alle activiteiten (zorg voor kinderen en werk) op dezelfde fysieke locatie plaatsvinden en daardoor meer door elkaar heen gaan lopen. Anderzijds kan vanuit huis werken zorgen voor meer flexibiliteit in het vervullen van de werktaken, wat mogelijk tot minder conflict leidt.

Lessen voor de toekomst

Voor toekomstige lockdowns zijn er een aantal belangrijke lessen die kunnen worden geleerd. Een lockdown heeft namelijk niet alleen verregaande consequenties voor kinderen en hun leerpresentaties en ongelijkheid in leerprestaties (dit is aangetoond in eerder onderzoek, zie Bol, 2020). Ons onderzoek suggereert dat een lockdown eveneens voor veel ouders zwaarwegende gevolgen heeft, namelijk toenames in werk-familie-conflicten. Een mogelijke oplossing om deze toename in werk-familie en familie-werk conflict te voorkomen, is het aanbieden van betaald ouderschapsverlof. Dit is tijdens de coronapandemie in verschillende landen ingevoerd voor ouders die voor hun kinderen moesten zorgen tijdens de schoolsluitingen (Koslowski, Blum, Dobrotic, Kaufman, & Moss, 2020). Daarenboven zorgt aandacht van werkgevers voor de situatie waarin ouders zich bevinden en daar flexibel mee omgaan, ook in veel gevallen voor verlichting van conflict (Vaziri, Casper, Wayne, & Matthews, 2020).

Alhoewel uit ons onderzoek niet duidelijk naar voren komt dat opvoedgedrag of de ouder-kindrelatie veel slechter werden tijdens de eerste lockdown of dat de relatie tussen werk-familie conflict en opvoedgedrag sterker werd, zagen we bij een klein deel van de ouders in onze steekproef toch een stijging in minder goed opvoedgedrag. Mochten er in de toekomst wederom lockdowns komen om pandemieën in te dammen, dan is het dus belangrijk om aandacht te houden voor de werk-familiebalans en het opvoedgedrag van ouders. Tot slot toont ons onderzoek, in combinatie met onder meer de andere onderzoeken in deze bundel, dat de coronapandemie, naast verregaande medische, gezondheidsen economische consequenties, tevens sociale consequenties had – in ons onderzoek specifiek wat betreft het conflict tussen werk en familie. Deze sociale consequenties, in dit geval de toename in werk-familie conflict, zijn niet gelijk verdeeld onder verschillende groepen in de samenleving, zoals onder mannen en vrouwen en onder mensen met verschillende opleidingsniveaus. Bij het formuleren van beleid is het belangrijk hier oog voor te hebben.

Referenties

Bol, T. (2020). Inequality in homeschooling during the Corona crisis in the Netherlands. First results from the LISS Panel.

CBS (2020). Werkzame beroepsbevolking; arbeidsduur. CBS https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/82647NED/table.

Den Dulk, L., & Yerkes, M. A. (2016). Capabilities to Combine Work and Family in the Netherlands: Challenging or Reinforcing the One-and-a-half Earner Model? Japanese Journal of Family Sociology, 28(2), 180-192.

Koslowski, A., Blum, S., Dobrotic, I., Kaufman, G., & Moss, P. (2020). 16th International Review of Leave Policies and Related Research 2020. https://ub-deposit.fernunihagen.de/servlets/MCRFileNodeServlet/mir_derivate_00002067/Koslowski_et_al_Leave_Policies_2020.pdf.

Lareau, A. (2002). Invisible inequality: Social class and childrearing in black families and white families. American Sociological Review, 67(5), 747-776

Leinenen, J. A., Solantaus, T. S., & Punamäki, R. L. (2003). Social support and the quality of parenting under economic pressure and workload in Finland: The role of family structure and parental gender. Journal of Family Psychology, 17(3), 409-418.

Nohe, C., Meier, L. L., Sonntag, K., & Michel, A. (2015). The chicken or the egg? A meta-analysis of panel studies of the relationship between work-family conflict and strain. Journal of Applied Psychology, 100(2), 522-536.

Shockley, K. M., Shen, W., DeNunzio, M. M., Arvan, M. L., & Knudsen, E. A. (2017). Disentangling the relationship between gender and work-family conflict: An integration of theoretical perspectives using meta-analytic methods. Journal of Applied Psychology, 102(12), 1601-1635.

Vaziri, H., Casper, W. J., Wayne, J. H., & Matthews, R. A. (2020). Changes to the work–family interface during the COVID-19 pandemic: Examining predictors and implications using latent transition analysis. Journal of Applied Psychology, 105(10), 1073-1087.

Von Gaudecker, H. M., Holler, R., Janys, L., Siflinger, B., & Zimpelmann, C. (2020). Labour supply in the early stages of the COVID-19 Pandemic: Empirical Evidence on hours, home office, and expectations. IZA Discussion Paper Series.

Yerkes, M., André, S., Besamusca, J., Remery, C., Van der Zwan, R., Kruyen, P., Beckers, D., Geurts, S., & De Beer, P. (2020). Werkende ouders in tijden van Corona. Meer maar ook minder genderongelijkheid.

Comments
0
comment
No comments here
Why not start the discussion?